Psychopathology and the Family
De centrale vraag van dit boek is: spelen ouders een rol bij de ontwikkeling van psychische stoornissen bij kinderen? Het is een populair thema dat steeds geleefd heeft en nog leeft in ons maatschappelijk discours. Kijk maar naar de boeken van B. Spock uit 'de vorige eeuw', het druk bekeken realityprogramma Supernanny, of simpelweg de blikken naar ouders met een lastig kind in een supermarkt. Het wetenschappelijke debat is niet minder gepolariseerd, met aan de ene kant diehards die beweren dat gezinsfactoren als scheiding en ouderschap geen enkele invloed hebben op het ontwikkelen van stoornissen, terwijl anderen, gesteund door bijvoorbeeld de hechtingstheorie, het tegengestelde beweren. Zoals altijd ligt ook hier de waarheid waarschijnlijk in het midden. Dit brengt ons bij de grote verdienste en sterkte van dit boek. Het geeft immers een genuanceerd, kritisch en sterk wetenschappelijk onderbouwd antwoord op bovengenoemde vraag. Het bundelt op een meesterlijke manier de kennis over hoe genen en omgeving elkaar in een complex samenspel beïnvloeden. Zo voorspellen bijvoorbeeld de verslavingsproblematiek en de antisociale persoonlijkheid van de biologische ouder een strenge disciplinaire omgang van de adoptieouders met hun adoptiekind. Of beschermt de aanwezigheid van een functioneel polymorfisme in het monoamineoxidase-A-gen een kind tegen het ontwikkelen van een antisociale persoonlijkheid bij kinderverwaarlozing. Of blijkt het gebrek aan ouderlijke zorg, meer dan overbescherming en autoritair ouderschap, geassocieerd te zijn met psychologische problemen bij kinderen. En ga zo maar verder. Dit boek bevat een schat aan interessante informatie. Het boek opent met een degelijk hoofdstuk over gen-omgevinginteracties en -correlaties en over de invloed van 'shared' en 'non-shared' omgevingsfactoren. Dan volgen enkele klassiekers: de rol van ouderschap, ouderlijke conflicten en gehechtheid bij kinderlijke psychopathologie. Vervolgens komt de impact van genen en omgeving op het ontstaan van een aantal specifieke dsm-iv-diagnosen aan bod: gedragsstoornissen, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, angststoornissen, eetstoornissen, middelenmisbruik, schizofrenie en bipolaire stoornissen, en depressie. Hoewel de lengte van de hoofdstukken sterk verschilt, zijn ze alle van een hoog niveau met een enorme hoeveelheid aan recent onderzoek. Ten slotte volgt de beschikbare evidentie van het nut van gezinsinterventies bij de behandeling van deze stoornissen. Dit boek is een absolute aanrader voor wie met kinderen en families werkt, geïnteresseerd is in de wisselwerking tussen genen en omgeving, en niet houdt van simpele verklaringen voor het ontstaan van psychopathologie; eigenlijk een boek voor iedereen die met psychopathologie bezig is. Het verruimt en geeft nieuwe inzichten, en wijst tegelijkertijd op mogelijke beperkingen. Een boek van en voor de 21ste eeuw.
G. Lemmens