Handboek emdr. Een geprotocolleerde behandelmethode voor de gevolgen van psychotrauma (3de druk)
Het Handboek emdr (emdr = eye movement desensitization and reprocessing) is een nuttig en overzichtelijk werk dat vooral op de praktijk gericht is en bedoeld is voor psychologen en psychiaters die zich de methode eigen willen maken. De auteurs, die beklemtonen dat praktische training onontbeerlijk is voor de correcte toepassing van de methode, gaan uitvoerig in op de indicatiestelling voor emdr en op alle stappen van het emdr-basisprotocol. De vele praktijkvoorbeelden zijn to the point en verhelderend. De auteurs verwijzen naar andere publicaties voor diepgaandere theoretische analyses van de werkzaamheid van emdr. Hun korte bespreking van deze analyses wekt echter niet de indruk dat er veel meer bekend is over de werkzame bestanddelen van de behandeling dan zij zelf bespreken. De auteurs menen dat exposure en desensitisatie (d) niet essentieel zijn, omdat de exposuretijd tijdens emdr gering is. Horizontale oogbewegingen (em) zijn dit eigenlijk evenmin, stelt Shapiro (2001), de geestelijke moeder van emdr. Zij beweert dat alles draait om reprocessing (r), maar in het onderhavige werk - en mogelijk ook bij Shapiro - wordt niet duidelijk om welke psychische acties het bij reprocessing gaat. Opmerkelijk is dat oogbewegingen (of andere bilaterale stimulatie) bestanddeel van de behandeling blijven. Sterker nog, er worden eisen aan gesteld: therapeuten dienen een van hun vingers zo snel horizontaal heen en weer te bewegen dat patiënten deze nog net met de ogen kunnen volgen. Deze snelheid zou de 'afleiding' (een andere verklarende factor) bevorderen. Het principe van afleiding valt echter moeilijk te combineren met de stelling van de auteurs dat het neurale netwerk van de traumatische herinnering sterk geactiveerd moet worden. Kennelijk is activering van het veronderstelde netwerk onvoldoende om de gewenste reprocessing tot stand te brengen en moet deze samengaan met afleiding. Is dit misschien om bovenmatige activering tegen te gaan? Maar waarom zijn in dit geval de oogbewegingen ook nodig als de activering van de traumatische herinnering nog niet in sterke mate is opgetreden? Is bilaterale stimulatie toch essentiëler dan Shapiro tegenwoordig meent en gaat het hierbij niet om afleiding? De Jongh en Ten Broeke lijken er theoretisch niet goed uit te komen gezien de vele theoretische metaforen die zij gebruiken. Overigens staat de theoretische mist de effectiviteit van de methode bij enkelvoudige traumatisering allerminst in de weg: gecontroleerd onderzoek toont aan dat emdr het hierbij 'goed doet'. Belangrijk is de waarschuwing van de auteurs dat emdr niet zonder meer moet worden toegepast bij chronisch getraumatiseerde patiënten met ernstige dissociatieve symptomen. Inderdaad, zij kunnen decompenseren bij toepassing van het basisprotocol van emdr of een nieuw dissociatief deel van hun persoonlijkheid ontwikkelen om dergelijke zittingen het hoofd te bieden.
E.R.S. Nijenhuis