Positive Aging. A Guide forMental Health Professionals and Consumers
In 1968 lanceerde de Amerikaanse gerontoloog Butler de term ageism, waarmee hij het proces van systematisch negatieve en stereotiepe beeldvorming/vooroordeelvorming en discriminatie van ouderen beschreef (zoals ouderen die geportretteerd worden als een passieve zorgafhankelijke groep zonder eigen inbreng in de samenleving). Publicaties die ageism en gerontofobie enigszins inperken kunnen we uit de aard der zaak alleen maar hartelijk verwelkomen. Toch heb ik van dit boek weinig kunnen genieten. Bij nader bestuderen ontwaar ik een aantal fundamentele bezwaren tegen het gedachtegoed van Hill, een Amerikaanse psycholoog die tevens in Stockholm en Maastricht studeerde. 'Positief ouder worden' wordt door Hill als een werkkader ontwikkeld om de uitdagingen en kansen in het latere leven te kunnen benutten. Hij legt de nadruk op de individuele keuze om richting te geven aan hoe kan worden omgegaan met ouder worden. Hij creëert hiermee een meer haalbaar alternatief voor het eerder ontwikkelde (o.a. Rowe & Kahn 1998) 'succesvol ouder worden'. Het gerontologische paradigma van het 'succesvol ouder worden' gaat er in het bijzonder van uit dat degenen die langdurig ziek worden of overlijden voordat ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt niet 'succesvol' ouder worden. Hill stelt: 'Positive aging, like happiness, is as much a state of mind as it is any specific form of action or strategy. To be happy and healthy in old age involves discipline in reframing perceptions and cultivating positive emotions to cope with the realistic dilemmas of aging'. Het boek is geschreven in een normerende, moraliserende sfeer van individuele voldoening waarbij de 'consument' (zie de subtitel van het boek) centraal wordt gesteld. Er wordt onvoldoende stilgestaan bij de 'condition humaine' met haar grenzen en eindigheid. De kracht van dit boek vormen drie goed samengevatte en met casussen verrijkte theoretische modellen over ouder worden: Eriksons ontwikkelingsstadia (1980), de continuïteitstheorie van Atchley (1989) en de selectiviteits-, optimalisatie- en compensatietheorie (soc-theorie) van Baltes (1997). Vooral de laatste twee modellen worden door de auteur gretig gebruikt om aan te tonen dat positief ouder worden mogelijk is. Het overzicht van alle vormen van psychotherapie voor ouderen (hoofdstuk 6) is ook goed geschreven en lijkt hier tevens wat gebruikt te worden om het geheel geloofwaardiger te maken. Dit boek kan ik niet aanraden. Een diepgaander en meer genuanceerd alternatief (Het nieuwe ouder worden van Jan Baars (2006)) echter wel.
F. Bouckaert