Neuropsychology of PTSD. Biological, Cognitive, and Clinical Perspectives
De posttraumatische stressstoornis (ptss) is een stoornis die niet alleen gekenmerkt wordt door emotionele en gedragsmatige problemen maar ook (en onlosmakelijk daarmee verbonden) door afwijkingen in psychobiologische systemen en in manieren van denken. Met betrekking tot dergelijke afwijkingen bij ptss is de laatste jaren veel psychobiologisch onderzoek verricht, waaronder tal van functionele beeldvormingsonderzoeken. In dit belangrijke boek worden de aldus verkregen inzichten, evenals klinische inzichten en therapeutische consequenties benaderd vanuit de klinische neuropsychologie: het interdisciplinaire vakgebied waarin neuropsychologische kennis wordt toegepast bij de diagnostiek en behandeling van mensen bij wie hun stoornis gepaard gaat met neurocognitieve en neuroaffectieve problemen. Het boek bestaat uit vijf delen. Het eerste deel vormt de epidemiologische en methodologische context. Diverse onderzoeken laten zien dat ptss voorkomt bij 1-9,2% van de bevolking, met een hogere prevalentie bij risicogroepen. De comorbiditeit, met vooral stemmingsstoornissen (in het bijzonder depressie), andere angststoornissen, en alcohol- en middelenafhankelijkheid, is zeer hoog. Deel 2 bevat gegevens over de resultaten van neurobiologisch, neuroimaging en elektrofysiologisch onderzoek bij mensen en dieren die in bedreigende omstandigheden verkeerden of die experimenteel aan bedreigende stimuli zijn blootgesteld. Deel 3 gaat nader in op cognitieve afwijkingen bij ptss, waaronder de manier waarop mensen met ptss hun aandacht richten op emotioneel relevante informatie (lees 'bedreigende stimuli') en zij zich deze informatie herinneren. Een kernthema betreft uiteraard de manieren waarop mensen herinneringen aan traumatische ervaringen opslaan en oproepen. In deel 4 worden de min of meer unieke neuropsychologische kenmerken beschreven van specifieke groepen van getraumatiseerden: kinderen, volwassenen, ouderen en slachtoffers met hersenletsel. De vraag komt aan bod of slachtoffers die door ernstig letsel vaak amnesie voor de traumatiserende gebeurtenis hebben, wel kúnnen lijden aan ptss. Het antwoord blijkt bevestigend te zijn. Deel 5, ten slotte, gaat over de klinische toepassingen van klinische neuropsychologische onderzoeken, psychotherapie en farmacologische interventies voor cognitieve stoornissen bij ptss. Wat deze farmacologische interventies betreft, met de nodige slagen om de arm wordt geconcludeerd dat zij een positieve rol kunnen spelen. De meeste onderzoeken over psychofarmaca zijn immers gericht op de reductie van ptss-symptomen en geven geen uitsluitsel over hun effect op cognitieve stoornissen. Wat impliciet blijft is dat psychotherapie - met name cognitieve gedragstherapie, exposuretherapie en eye movement desensitization and reprocessing (emdr) - de hoofdmoot van de behandeling dient te zijn. Dit boek, waaraan vooraanstaande wetenschappers hebben bijgedragen, is een uitstekende representatie van de kennis op dit belangrijke gebied. Het legt wel de klemtoon op de neurocognitieve afwijkingen die zich bij ptss kunnen voordoen, waardoor neuroaffectieve problemen onderbelicht blijven. Desondanks is dit boek niet alleen een must voor neuropsychologen, maar ook een bijzonder informatief werk voor vertegenwoordigers van verwante disciplines en studenten.
O. van der Hart