De grote psychiatrie in klassieke teksten
In een tijd als de onze, waarin de dsm op heel wat plaatsen (onterecht) tot de positie van Handboek Psychopathologie/Psychiatrie wordt verheven, waarin de diverse diagnostische 'categorieën' vanuit een psychiatrisch-fenomenologisch standpunt gezien heel vaak als min of meer 'lege hulzen' imponeren, het 'dimensionale perspectief' nagenoeg volledig is weggewerkt en men er blijkbaar naar streeft zich zo weinig als mogelijk 'theoretisch' op te stellen (met de vraag welke onderliggende theorie dan wél werkzaam is), in deze tijd dus, kan een dergelijke publicatie, waarin enkele seminale klassieke psychiatrische teksten (onverkort en in de oorspronkelijke taal: Nederlands, Frans, Engels of Duits) werden gebundeld, daadwerkelijk als een verademing of beter als een (meer dan wenselijk, zelfs met ongeduld verwacht) geschenk worden beschouwd. Deze teksten geven niet alleen toegang tot het 'laboratorium' van de nog volop in ontwikkeling zijnde klinische psychiatrie, in die zin dat ze een rechtstreeks (en niet vanuit een middels het consulteren van vaak minder betrouwbare secundaire bronnen vertekend) zicht bieden op het moeizame proces van begripsontwikkeling binnen deze klinische discipline en theoretische wetenschap, maar ze kunnen tevens de lezer hiervan inwijden in een goede manier van kijken, van observeren, van nauwkeurig discrimineren op het vlak van de zeer rijke en vaak niet onmiddellijk eenduidige psychiatrische semiologie. Daarom dienen deze teksten voor elke psychiater in opleiding (en wellicht ook voor de reeds 'gevormde' psychiater) als noodzakelijk leesvoer te worden beschouwd. Ze staan daar niet alleen als eenzame getuigenheuvels in het inmiddels sterk verdorde en als een monomorfe grisaille imponerende landschap van de actuele 'klinische' psychiatrie, die zich in toenemende mate van het bed (Grieks: κλινη) heeft verwijderd en die de patiënt snel, soms al te snel, in een klaarliggend categoriserend puzzelgeheel wil persen: een aantal van deze teksten kunnen de psychiater ook op een dwingende manier uitnodigen tot het stellen van de vraag of het diltheyaanse dichotomische onderscheid tussen de zogenaamde 'Geisteswissenschaften' en 'Naturwissenschaften' wel straffeloos kan worden opgeheven. Rondom de keuze van de zogenaamde 'textes fondateurs' kan effectief wel enige discussie worden gevoerd. Zo kan men zich onder meer de vraag stellen, of het zo nuttig was om vier teksten van de Leidse hoogleraar Jelgersma te includeren, terwijl het (en zeker in verband met de nieuwe inzichten inzake het 'dwangdenken' bij depressie) nuttig zou zijn geweest om een tekst van Von Gebsattel (bijvoorbeeld Die Welt der Zwangskranken (1938) of Zeitbezogenes Zwangsdenken in der Melancholie (1928)) op te nemen. Men betreurt ook het ontbreken van een bijdrage van Esquirol die in Des Maladies Mentales considérées sous les rapports médical, hygiénique et médico-légal (1838) de eerste is geweest om het onderscheid tussen démence en idiotie te verhelderen en om de hallucinatie als psychopathologisch fenomeen van de illusie te onderscheiden, en van een bijdrage van de Amsterdamse vertegenwoordiger van de antropologische psychiatrie, Van der Horst, die juist in verband met het korsakovsyndroom (onder meer met betrekking tot het wegvallen van het 'temporale teken') enkele juwelen van psychiatrische observatiekracht uit zijn veren heeft geschud. Maar men respecteert anderzijds de keuze, die in de regel meer dan voortreffelijk is. Betreurenswaardig is het alleen, dat de inleiders van de diverse subhoofdstukken ('De plaats van de psychiatrie', 'Dementie', 'Delier', 'Psychotische stoornis', 'Bipolaire stoornis', 'Depressieve stoornis', 'Angststoornis', 'Posttraumatische stressstoornis', 'Obsessief-compulsieve stoornis', 'Eetstoornis', 'Het Korsakov-syndroom', 'Ticstoornis') zich enkel hebben beperkt tot een soms haastig bijeengeschreven overzicht van de begripsontwikkeling binnen de respectievelijke klinische velden en niet elke tekst van een korte ad hoc relevante, op zijn blijvende waarde getoetste inleiding hebben voorzien. Dit alles neemt niet weg dat onderhavige publicatie een plaats verdient in de bibliotheek van elke psychiater in opleiding en niet in het minst ook in die van de reeds gevestigde psychiater.
J. Godderis