Boekbespreking
Basale ordeningen van psychiatrische symptomen en hun validering
J.G. Goekoop
s-19
In anderhalve eeuw zijn successievelijk drie globale ordeningsmodellen voor psychiatrische symptomen ontwikkeld en getoetst. Deze geschiedenis zal in vogelvlucht worden besproken aan de hand van Griesinger, Kraepelin en Jaspers (Duitsland), Hempel (Duitsland/vs), Kendell (Engeland), Robins en Guze, en Boyd (vs). Het eerste doel is aan te tonen dat Griesingers eenheidspsychose nog partieel voortleeft en dat a-prioristische aannames van Kraepelins ziekte-eenheden niet volledig zijn losgelaten sinds de dsm-iii. De klinische descriptie bleef geformuleerd in termen van variabele en overlappende syndromen. Dit zwakke klinische fundament heeft weliswaar opgeleverd dat de ziektebeelden in een erfelijke en psychosociale context werden geplaatst (Kendler), maar het heeft tegelijk de ontwikkeling belemmerd van pathofysiologisch gevalideerde diagnostiek (Van Praag). Het tweede doel is te verduidelijken dat al door Jaspers een uitweg uit deze impasse is gewezen. Hij beschouwde klinische beelden als mengvormen van basale symptoomdimensies, een positie tussen Kraepelin en Griesinger. Sindsdien zijn reproduceerbare symptoomdimensies gevonden (Troisfontaines). Een probleem bij hun interpretatie is de differentiatie ten opzichte van de persoonlijkheid. Rating scales zijn bij psychotische stoornissen al op zulke symptoomdimensies gebaseerd, mengvormen zijn echter nauwelijks gevalideerd. Mogelijke redenen daarvoor worden besproken. Kennisontwikkeling over basale symptoomdimensies en hun mengvormen is een urgent doel voor onderzoek en praktijk.