Psychosis. Phenomenological and Psychoanalytical Approaches
Dit boek is zeer interessant voor diegenen die de psychodynamische interpretatie van de psychose een warm hart toedragen en zeker niet de platgetreden paden willen bewandelen. Er worden nogal wat heilige huisjes afgebroken en er wordt op gevoelige tenen gestaan - die van freudianen en lacanianen. In een tijd die wordt overheerst door de materialistische mythe van de hersenen als de drager van geestesziekten, is het niet vanzelfsprekend een zo specialistische en gedetailleerde kritiek te publiceren over de fenomenologie en psychodynamiek van de psychose. Alle auteurs hebben hun sporen verdiend op dit terrein en geven in de onderscheiden hoofdstukken nog eens een samenvatting van hun visie op dit bij uitstek menselijke verschijnsel.
De inleiders beweren dat dit boek globaal is gebaseerd op de ideeën van De Waelhens, Belgisch filosoof-psychoanalyticus, die een boek schreef over de psychose (1972). Niet alle auteurs hebben zich ingelaten met De Waelhens, althans niet expliciet. Voor De Waelhens was de psychose een teken van de kwetsbaarheid van de mens, gezien vanuit een fenomenologisch perspectief. Hij wilde het lijden van de psychotische mens begrijpen in zijn wezen, in zijn structuur. Hij riep daarbij de hulp in van de ideeën van Lacan, die hij hogelijk waardeerde wegens zijn inzicht en meer dan normale belangstelling voor de filosofie.
Niet voor niets opent Vergote, vriend van De Waelhens, dit boek met een commentaar op diens 'negatieve' kijk op de psychose. Hij zou te veel nadruk leggen op een mislukte symbolisatie en de negatieve symptomatologie. Ondanks kritiek blijft de bewondering. Soenen en Corveleyn volgen Pankow en Aulagnier in hun kijk op het libidineuze lichaam van de schizofreen naar vorm en inhoud in hun dialectische verhouding.
Ik vermoed dat het hoofdstuk van Moyaert ooit in het Tijdschrift voor Psychiatrie heeft gestaan, maar dat het voor de gelegenheid is aangepast en vertaald in het Engels. Het gaat over de relatie tussen lichaam, drift en affect, waarbij de dingvoorstellingen en woordvoorstellingen een cruciale rol spelen. Twee regels hebben mij meer dan normaal getroffen en die wil ik u niet onthouden: 'Without distance imagination is oppressive' (p. 48) en 'In this empty world of words the schizophrenic maintains himself as a subject without a body, as a subject that has become a pure, meaningless signifier.' (p. 56).
In het volgende hoofdstuk doet Vergote enkele krasse uitspraken, namelijk dat in de Écrits van Lacan (1966) met geen woord wordt gerept over de neurose en dat Lacan belangrijke theoretische noties zou hebben ontleend aan Jung, vooral in relatie tot de psychose. De auteur wil critici voor zijn: 'I fear my views may scandalize some people. If so, evil to him, who evil thinks.' (p. 72). Voor de rest is het een sterk hoofdstuk over de structurele verschillen tussen neurose en psychose bij Freud en Lacan.
De overige hoofdstukken stip ik hier slechts aan. Een mooi hoofdstuk over de blik en het lichaam door Bernet. Een controversiële stellingname van Lothane als zou Schreber eerder een affectieve stoornis hebben gehad dan een psychose. En een laatste hoofdstuk van Devreese als een zeer uitgewerkte exegese over de Seelenmörder van Schreber (1985), die in dit boek terechte aandacht krijgt.
Psychosis. Phenomenological and Psychoanalytical Approaches is een uitnodiging eerder te luisteren naar de letterlijke uitspraken van patiënten dan snel te interpreteren.
J.A.M. de Kroon