Eros en Ethiek. Een lectuur van Jacques Lacans Séminaire VII
Dit is een voortreffelijk boek! Het betreft een commentaar op het beroemde séminaire van Jacques Lacan over de ethiek van de psychoanalyse. Dit is al het tweede commentaar op dit séminaire in het Nederlands taalgebied in vrij korte tijd (Moyaert 1994). Dit betekent in ieder geval dat de tekst op enkele Vlaamse collega's - uit Leuven in dit geval - een bijzondere aantrekkingskracht heeft gehad. Er moet iets aan de hand zijn met de ethiek van Lacan dat het zoveel Nederlandstalige inkt doet vloeien.
Het is ondoenlijk in deze paar woorden ook maar enigszins recht te doen aan de complexiteit en diepgang van deze ethiek. Het is in ieder geval een heel andere ethiek dan wij in Nederland gewend zijn. Het commentaar van De Kesel samenvatten is nog onmogelijker. Wat meteen in het oog valt, is dat Lacans ethiekopvattingen in verband worden gebracht met erotiek, een niet voor de hand liggende verknoping.
Lacans ethiek beschouwt het subject in relatie tot het 'Ding' - een centraal en tevens moeilijk begrip bij de Franse analyticus. Het 'Ding' is even aantrekkelijk als dodelijk gevaarlijk. Er is niets mis met het zoeken van het 'Ding', maar het daadwerkelijk ook vinden, staat gelijk met de dood (van het verlangen). De uitdrukking 'het bezit van de zaak is het eind van het vermaak' wijst in de richting van de aard van de werking van het 'Ding'. Het abstracte begrip 'Ding' is dichter bij ons dan we soms wel denken. Wie heeft niet ooit de droom gehad in een zwart gat te vallen en dan plotseling wakker te schrikken. Je lijkt voor eeuwig te vallen en juist vóór het bereiken van de bodem van de put kom je bij je positieven. Welnu, dit 'Ding' is altijd bij ons in zijn afwezigheid. Je mist het omdat het er niet is.
Een niet minder moeilijk begrip als 'genot' (jouissance) wordt in verband gebracht met de ethiek. De Kesel laat op overtuigende manier zien hoe Lacan deze relatie denkt. De ethiek betreft bij hem een niet langer meer voor iedereen geldende regel ten aanzien van 'het goede', maar wordt gedacht vanuit het singuliere genot dat zich per definitie aan het algemene onttrekt. Bij het genot lijkt het tekort voor het subject geheel en al opgeheven te zijn, zoals dat bij het orgasme het geval lijkt te zijn. Lijkt, want het subject bereikt nooit een volledig samenvallen met het object van begeerte, met het 'Ding', maar blijft er onherroepelijk van gescheiden. Het genot speelt zich enkel en alleen af op fantasmatisch niveau.
Aan de hand van dialogen met Aristoteles en Kant en het voorbeeld van de stellingname van Antigone, werkt Lacan zijn ethiek uit tot een manier van denken die zich moeilijk laat vertalen in praktische wenken voor de psychoanalytische setting. Deze moet u dan ook niet zoeken in zijn ethiek. Lacan laat ons juist zien dat de mens niet gericht is op het 'hoogste goed', maar op een 'radicaal kwaad' en dat zijn verlangen niet het geluk en zelfbehoud betreft, maar dood en (zelf)vernietiging.
De Kesel heeft een bewonderenswaardige zoektocht ingezet naar de ethiek van Lacan. Hij volgt zijn tekst op de voet en voorziet deze van een zeer intelligent commentaar. Het is te hopen dat deze Nederlandstalige tekst bijdraagt aan een grotere appreciatie van de ideeën van Lacan, die steeds meer door lijken te dringen in de Anglo- Amerikaanse invloedsfeer waaraan wij ons onderwerpen.
J.A.M. de Kroon