Traumatic Pasts. History, Psychiatry and Trauma in the Modern Age, 1870 - 1930
Aan het begin van dit boek wordt de mening vermeld van de Canadese medisch-antropoloog Allan Young, auteur van een kritisch werk over de geschiedenis van de diagnostische categorie posttraumatische stressstoornis (Young 1995). Psychiaters en psychologen die als 'trauma-experts' schrijven over de historische achtergronden van psychisch trauma zetten de geschiedenis naar hun hand en kunnen de geschiedschrijving het beste overlaten aan degenen die ervoor gestudeerd hebben: in de eerste plaats natuurlijk de geschiedkundigen, maar kennelijk ook vertegenwoordigers van verwante disciplines als de filosofie, de medische antropologie en de sociologie. Young is dan ook zeer te spreken over het onderhavige werk, waarin clinici nu eens niet aan bod komen. Dat ben ik ook, maar niet omdat ik Youngs mening deel als zouden de traumaexperts onder ons slechts historische fictie kunnen schrijven. Bovendien is het onzin om ervan uit te gaan dat alleen historici en antropologen de geschiedenis van psychische stoornissen, waaronder de traumagerelateerde stoornissen, recht kunnen doen. Zoals in mijn ogen werk van Hacking en Showalter aantoont, lopen zij het risico om hiaten in hun klinische kennis op te vullen met persoonlijke opvattingen of vooroordelen. Op traumagebied is volgens mij het beste historische overzicht nog steeds door een psychiater geschreven (Fischer-Homberger 1975).
Traumatic pasts laat een jongere generatie van overwegend geschiedkundigen aan het woord, die naar mijn idee een grondige kennis van bronnen koppelen aan het recht willen doen aan veel visies, waaronder die van clinici. Deze uitstekend geredigeerde bundel bevat een aantal capita selecta over trauma in Europa en Amerika in de periode van 1870 tot 1930: de decennia die het sterkst in het teken van de opkomst van de moderne tijd staan. De auteurs bespreken de in elkaar grijpende politieke, culturele, medische en militaire benaderingen van psychisch trauma vooral in de context van het toenemend aantal industriële rampen en treinrampen en in die van de Eerste Wereldoorlog, met z'n overweldigende aantallen oorlogsgetroffenen. Het boek heeft dan ook vooral betrekking op volwassen mannen die tijdens de uitvoering van hun werk of op reis getraumatiseerd zijn geraakt. Slechts één hoofdstuk gaat over seksueel geweld jegens volwassen vrouwen; de traumatische gevolgen van kindermishandeling en -misbruik komen niet aan bod.
Graag noem ik apart de fraaie conceptuele en historische inleiding van Paul Lerner & Mark Micale, waarin ook de recente geschiedenis met betrekking tot de invoering - in 1980 - van de diagnostische categorie 'posttraumatische stressstoornis' tot z'n recht komt. Zij betogen dat zich in de periode van 1870 tot 1930 een enorme technologische ontwikkeling heeft voorgedaan, waarin psychische traumatisering de status van een medische stoornis kreeg. Daarmee zijn de ontwikkeling van een technische terminologie, causaliteitstheorieën, classificatiesystemen, therapeutische benaderingen, en de erkenning van regeringswege gepaard gegaan.
Ook het hoofdstuk van Lerner over het lot van de Duits-joodse neuroloog Oppenheim en de door hem in 1889 geïntroduceerde diagnostische categorie van de traumatische neurose, en ook het deel over de respectieve manieren waarop de militaire psychiatrie in Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk en de Verenigde Staten gedurende de Eerste Wereldoorlog omging met getraumatiseerde soldaten, verdienen speciale aandacht. Lerner concludeert met betrekking tot Oppenheim dat hij naar voren komt als een eenzame, in een verkeerd daglicht gestelde stem die pleitte voor een grotere gevoeligheid voor individueel lijden in een beroepsgroep die in toenemende mate in beslag werd genomen door de psychologische en economische effecten van uitkeringen. Schokkend.
O. van der Hart