Placebo Talks. Modern perspectives on placebos in society
Dit boek is de neerslag van een conferentie die in 2010 plaatsvond met als doel te onderzoeken wat het belang is van placebo’s buiten de geneeskunde. Vertegenwoordigers van diverse disciplines komen aan het woord: psychologen en psychiaters, historici, filosofen, antropologen, politicologen, voedingsdeskundigen en een wetenschapsjournalist. Er is afgezien van een poging om tot een gemeenschappelijke definitie van het concept ‘placebo’ te komen: iedere auteur was vrij om zijn eigen definitie te hanteren. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de term ‘placebo’ in wisselende betekenissen wordt gebruikt, er soms met de haren bij lijkt te zijn gesleept, en men deze vaak beter had kunnen vervangen door ‘suggestie’ of ‘misleiding’.
Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste, ‘The practioner’s lens’, betreft de medische context en sluit het best aan op bestaande literatuur over placebo. Het bevat onder meer een hoofdstuk van Kirsch over zijn meta-analyses die aantoonden dat bij lichte of matige depressie de selectieve serotonineheropnameremmers (ssri’s) niet of nauwelijks superieur zijn aan de controleconditie met placebo. Ook komt de ethische toelaatbaarheid van het klinisch gebruik van placebo’s in de vorm van subtherapeutische dosering van medicatie aan de orde en pleiten auteurs voor een duidelijke plaats van het placeboconcept in het medische curriculum.
Het tweede deel, ‘The cultural lens’, beoogt de (trans)culturele betekenis van placebo te belichten en handelt onder meer over genezingsriten. Moerman stelt voor om de term ‘placebo response’ te vervangen door ‘meaning response’. Inderdaad, betekenis toekennen kan een onderdeel zijn van een placebo-effect, maar volstaat volgens mij niet om het hele proces te omschrijven.
Het derde deel, ‘The placebo lens’, is de verzamelplaats voor onderwerpen die niets met elkaar te maken hebben: voeding en diëten, valse herinneringen, fetisjisme en politiek. Het hoofdstuk van Takarangi en Loftus over valse herinneringen is zeker lezenswaard, maar de koppeling aan placebo lijkt gekunsteld en overbodig.
Wetenschapsgebieden kunnen elkaar vaak bevruchten en nieuwe genereren. Zoals dit boek illustreert, is dat niet automatisch het geval. Het placebo-onderzoek heeft volgens mij meer te winnen bij verdieping dan bij verbreding en onderzoekers op dit gebied kunnen zich het best houden bij de therapeutische context. Wie daarover een uitstekend overzicht wil lezen, verwijs ik naar het in 2009 eveneens bij oup verschenen Placebo effects: understanding the mechanisms is health and disease van Fabrizio Benedetti.
R. van Dyck, em. hoogleraar psychiatrie, Amsterdam