Cognitieve gedragstherapie bij somatisatie Omgaan met lichamelijke klachten. Werkboek voor de cliënt
Cognitieve gedragstherapie bij somatisatie is een nieuwe uitgave in de reeks ‘Protocollen voor de ggz’. Het boek richt zich op behandeling van de dsm-5-diagnoses ‘somatisch-symptoomstoornis’ en ‘ziekteangststoornis’. Omgang met lichamelijke klachten wordt als aanpassingsstoornis beschouwd en de auteurs richten zich op behandeling binnen de specialistische ggz. Zij stellen uitdrukkelijk dat het protocol niet is bedoeld voor o.a. pijngerelateerde aandoeningen en het chronischevermoeidheidssyndroom. Auteurs zijn van mening dat delen van het protocol wel toepasbaar zijn voor de behandeling van overige somatoforme stoornissen, maar de rode draad is de behandeling van mensen die gepreoccupeerd zijn met lichamelijke klachten waarvoor geen afdoende medische oorzaak te vinden is.
Het protocol is gebaseerd op integratie van twee modellen: het gevolgenmodel en een cognitief gedragsmatig model. Het gevolgenmodel heeft als doel om een werkbare analyse op te stellen van de interactie tussen enerzijds de klacht en anderzijds de gevolgen van de klacht en de reactie van de patiënt op de klacht. Het cognitief gedragsmatig model is gebaseerd op onderzoek naar de behandeling van angststoornissen en heeft als doel om passief vermijdingsgedrag (bijv. niet meer sporten) en actief vermijdingsgedrag (bijv. geruststelling zoeken) te doorbreken.
De auteurs omschrijven vier voorwaarden voor een succesvolle behandeling van deze problematiek: patiënt gaat akkoord met een acceptabel model voor de (samenhang tussen) zijn of haar klachten; accepteert dat het doel verbetering van de huidige situatie is en niet zozeer terugkeer naar de oude situatie; accepteert dat hij of zij zelf iets moet doen om de klachten te beïnvloeden en is bereid om vaardigheden en gedachten te ontwikkelen die bij mensen zonder klachten minder van belang zijn.
Gelijktijdig verschijnt een werkboek voor de cliënt (met daarin een verhelderende uitleg over het waarom van een psychologische behandeling bij lichamelijke klachten), waarin parallel aan het protocol de verschillende stappen van de behandeling uitgewerkt staan. Dit werkboek komt grotendeels overeen met het protocol, al kozen auteurs her en der voor een andere woordkeuze om jargon te vermijden.
Het protocol bestaat grofweg uit vier delen, die elk op zich als bekend verondersteld mogen worden bij hulpverleners die met deze problematiek werken. Het eerste deel gaat over het formuleren van samenhang tussen de klachten en de reacties van patiënt. Het tweede deel behelst cognitieve therapie voor de niet-helpende en catastrofale gedachten en het derde deel omvat het uitvoeren van gedragsexperimenten. In het vierde en laatste deel wordt gewerkt aan het versterken van de copingvaardigheden.
Het is de integratie van deze verschillende onderdelen met daarbij een focus op de angst voor lichamelijke klachten die deze uitgaven hun meerwaarde geven. Verder is de toon van het protocol prettig genuanceerd. De taaiheid en hardnekkigheid van de problematiek worden niet genegeerd; elk hoofdstuk eindigt met tips over het omgaan met knelpunten in de behandeling en aan het eind omschrijven de auteurs ook hoe samenwerking met de huisarts een rol kan spelen bij onvoldoende reductie van de klachten.
Ik concludeer dat deze uitgaven een toevoeging zijn voor de literatuur over somatisatie en een hoopvolle en reële kijk op de behandeling van deze problematiek bieden.
D. Khasho, GZ-psycholoog, Tilburg