Het verlangen naar oorlog & andere zaken
Er leeft in ieder van ons een behoefte om te vernietigen die even wezenlijk is als de behoefte om lief te hebben. Dit heeft Freud al in 1915 vastgesteld. Ladan onderzoekt in deze bundel met vier essays de hedendaagse oorlogsvoering (drones, massavernietigingswapens) vanuit psychoanalytisch perspectief. Volgens hem krijgen we in toenemende mate te maken met een vorm van oorlogvoering waarbij de vijand veel minder duidelijk te lokaliseren valt en waarbij er geen duidelijk begin en einde van de oorlog in zicht is. Hij doet vooral een oproep om de eigen binnenwereld te verkennen en onze machteloosheid onder ogen te zien, in laatste instantie onze onmacht ten overstaan van de dood en het voortgaan van de tijd.
Voldoende toegang tot de eigen binnenwereld vormt volgens hem een noodzakelijke voorwaarde om onze innerlijke levensverzachters op een niet-destructieve manier te gebruiken. Dit maakt psychoanalyse zinvol en noodzakelijk. Echter, de beweging naar binnen is niet voor iedereen plezierig en vanzelfsprekend. Uit onderzoek blijkt dat 83% van de Amerikaanse bevolking aangeeft op geen enkel moment tijd te besteden aan het zomaar laten gaan van hun gedachten. Onze hedendaagse samenleving worstelt blijkbaar met een taboe op introspectie.
Hoewel de psychoanalyse de laatste decennia veel kritiek te verduren krijgt, is er nog nooit zoveel empirische evidentie verkregen voor haar centrale werkhypothesen als nu. Eén daarvan is dat ervaringen die iemand als kind opdoet, van groot belang zijn voor wie hij of zij later wordt. Zowel de overdracht als het onbewuste is empirisch aangetoond. Ook staat vast dat het loont bij jezelf stil te staan. Er is een bepaalde groep patiënten die bij uitstek en uitsluitend met psychoanalyse kan worden geholpen. De psychoanalyse heeft ons doen inzien dat iedereen de geldigheid van de eigen opvattingen het beste kan relativeren en vooral de mogelijke geldigheid van de opvattingen van een ander dient te erkennen (theory of mind). Iedereen heeft het blijkbaar moeilijk met de ontdekking van de ander.
In het derde essay in deze bundel wordt het geheugen psychoanalytisch onderzocht. De vroegkinderlijke amnesie is neurowetenschappelijk te verklaren, niet op basis van verdringing. Verdringing of het actief voorkomen dat pijnlijke herinneringen geactiveerd worden, is empirisch bevestigd en blijft haar waarde als concept behouden.
De vier essays hebben een hoge actualiteitswaarde. Het boek leest prettig en is rijk geïllustreerd met klinische vignetten en voorbeelden uit films en hedendaagse romans. De auteur weerlegt negatieve vooroordelen over de psychoanalyse met empirische onderzoeksbevindingen en inzichten vanuit het neurowetenschappelijk geheugenonderzoek. Kortom, een schitterend boek.
M. Hebbrecht, psychiater-psychoanalyticus, Sint-Truiden