Goede GGZ!
Geen enkel zorgsysteem kan met één-op-éénzorg voorzien in de potentiële zorgvraag waar jaarlijks een kwart van de bevolking mee te maken heeft. Daarbij geeft in een recent gepubliceerde enquête bij 1020 personen werkzaam in de Nederlandse ggz ruim 90% aan dat de zorg voor mensen is verslechterd. Met deze insteek stellen de auteurs dat een radicaal herontwerp nodig is en geven een blauwdruk voor een nieuwe ggz: de ‘wijkcommunity’ en een digitale transformatie (de ‘e-community’). Deze communities kunnen de burger helpen bij werken aan klinisch, maatschappelijk en persoonlijk herstel.
Psychische gezondheid laat zich volgens de auteurs het beste definiëren vanuit het begrip ‘positieve gezondheid’, het vermogen je aan te passen en regie te voeren. Het biologisch reductionistische monistische model heeft onderzoeksresultaten opgeleverd die weinig consistent en nog minder in de praktijk toepasbaar zijn. Psychische klachten kunnen vanuit het perspectief van de patiënt betekenisvolle of zelfs spirituele ervaringen zijn, die zich afspelen binnen een bepaalde context. Goede zorg is een optimale mix van professionele hulp en zelfhulp.
De wijkcommunity wordt visionair uitgewerkt: een multideskundige kleinschalige community in een regio van 20.000 inwoners die netwerken activeert rond de patiënt en diens ruggensteungroep (een creatieve vertaling van de resource group) Er bestaat een circulair netwerk van flexibele assertive community treatment(fact)-teams, woonteams, sociale ondernemingen, een overzichtelijk aantal huisartspraktijken en de basis-ggz.
De zorg wordt in 4 segmenten verdeeld vanuit twee vragen: is de zorg een persoonlijke keuze en is de samenleving verantwoordelijk? In het geval van een persoonlijke keuze kan een eigen bijdrage functioneel zijn als ‘remgeld’. Waar de zorg een maatschappelijke verantwoordelijkheid is (bij grote lijdendruk of gevaar) dient deze drempelloos beschikbaar te zijn.
Voor de huisarts dient het ‘niet-pluisgevoel’ voldoende te zijn voor verwijzing. De huidige zorgprogrammering is per definitie aanbodgericht en levert een versnipperde zorg op door de diagnostische specialisatie. Zorg dient te worden georganiseerd vanuit een public-healthverantwoordelijkheid. Diagnostiek en evaluatie zijn daarbij een voortgaand deel van het behandelproces volgens de principes van de plan-do-check-actcyclus.
De e-community wordt minder uitgewerkt. De huidige praktijk is vooral dat er digitale kopieën zijn gecreëerd van de bestaande zorg. Dit is niet voldoende. De ontwikkeling van e-health gaat met een toenemende interactie tussen behandelaar en patiënt naar een circulair netwerk. Het gangbare pleidooi voor een gemengd model van e-health en face-to-facecontacten is daarbij niets meer dan een tussenfase.
Het boek is losjes en toegankelijk geschreven en is ondanks de rijkheid aan ideeën en besproken literatuur compact gebleven. De auteurs stellen dat de aanval de beste verdediging is en gaan flink tekeer. De aanvallen op de bestaande zorg zijn fel en niet altijd geheel juist. Tegen de evidentie uit Nederland en Engeland in wordt bijvoorbeeld gesteld dat fact niet zou bijdragen aan een afname van het aantal ziekenhuisbedden. Het risico van deze benadering is dat het blijft bij preken voor eigen parochie; de minder tot verandering bereide collega’s zullen snel afhaken. Dat is jammer aangezien dat afbreuk doet aan de visionaire toekomstvisie die het boek biedt.
Het boek sluit af met een uitspraak van Albert Einstein: ‘We cannot solve our problems with the same thinking we used when we created them.’ De laatste revolutie in de psychiatrie vond plaats rond 1900, toen voor het eerst behandeling werd toegevoegd aan de instituten. Het is nu tijd voor een nieuwe revolutie. Dit boek biedt veel inspiratie om daar samen aan te gaan werken in de vorm van nieuwe proeftuinen en een radicaal herontwerp. De belangrijkste boodschap is voor ons, een psychiater en een man die met hulp van de ggz aan zijn herstel werkt, dat de patiënt een centrale positie heeft in het vormgeven van de zorg.
R. Keet, N. Beemster