The origins of attachment; infant research and adult treatment
Beatrice Beebe en Frank Lachmann zijn beiden wetenschappelijk onderzoeker en psychoanalyticus. Zij hebben zich toegelegd op het wetenschappelijk onderzoek van de relatievorming van de baby met de ouder. Zij doen dit met de bedoeling helder te krijgen welke elementen uit deze relatievorming van belang zijn bij de behandeling van volwassen patiënten. Het leidde in 2002 al tot een eerste boek, Infant research en adult treatment, waarin zij verslag doen van hun onderzoek gebaseerd op simultane video-opnamen van het gelaat van moeder en kind. Het bracht hen tot de veronderstelling dat er een regulatieproces bestaat tussen moeder en kind, waarbij beiden permanent zichzelf en elkaar reguleren. Dit proces noemden zij coconstructie of coregulatie, inmiddels een niet meer weg te denken begrip in de infant mental health (imh).
Hun laatste boek vormt zowel een aanvulling hierop als een verdere verdieping. Wederom gebruikmakend van microanalyses van face-to-face-interacties tussen moeder en baby betogen zij overtuigend hoe de gelaat-gelaatcommunicatie met 4 maanden, via de gehechtheidsstijl te onderscheiden op 12 maanden, de basis legt voor een ontwikkelingspad dat leidt tot in de volwassenheid. Daarbij verstaan ze onder communicatie zowel de linguïstische inhoud van de boodschap, inclusief de wensen en fantasieën die hiervan onderdeel zijn, als ook het begrip ‘being in sinc’ uit de imh, waarmee bedoeld wordt het afgestemd zijn van de reacties van de een op de ander. Bij dit laatste gaat het om patronen van oogcontact, lichaams- en hoofdhouding, gelaatsuitdrukking, vocale ritmische coördinatie van gesproken taal, en handgebaren, aanrakingen en stiltes in het contact. Het zijn deze patronen die ons leren ‘te zijn met de ander’ en die later zullen bepalen hoe onze gehechtheid aan de ander (veilig of onveilig, aanklampend of vermijdend) vorm zal krijgen.
Het boek is onderverdeeld in drie delen: deel I richt zich op verdere verdieping van (de resultaten van) het wetenschappelijk onderzoek met ouder-babyparen. Deel II, naar mijn oordeel het relevantste, richt zich op de implicaties voor de behandeling van volwassenen, terwijl deel III bestaat uit commentaren van andere auteurs op de beide eerdere delen.
Het boek wordt uitgebracht in de reeks ‘Relational Perspective Book Series’ waarin opgenomen publicaties vanuit de ‘relationele psychoanalyse’, een hedendaagse tak van de psychoanalyse. Gelet op het fundament van het werk van Beebe en Lachmann, het minutieus onderzoeken van het ontstaan van gerelateerdheid, zou gezegd kunnen worden dat deze publicatie een uitgesproken exponent hiervan is.
Iedere psychiater geïnteresseerd in de moderne psychoanalytische, wetenschappelijk onderbouwde, theorievorming met directe implicaties voor de praktijk kan met deze publicatie zijn of haar hart ophalen. Maar ook de meer biologisch georiënteerde collega’s onder ons kunnen er hun voordeel mee doen, omdat de auteurs de verschillende ontwikkelingspaden beschrijven langs welke biologische processen gereguleerd worden. Het gedrag van het individu in interactie met de ander bepaalt deze regulatie en is er tegelijkertijd een uitingsvorm van.
M. Schmeets