Severe domestic squalor
Het beeld van een ernstig vervuilde en verwaarloosde woning, volgestouwd met allerlei nutteloze troep, met rondkruipend ongedierte, roept altijd veel onbegrip en emotie op. Getuige ook de aandacht daarvoor in de media. In dit boek wordt gepoogd te achterhalen wat mensen bezielt die in dergelijke omstandigheden leven. Dan komt men vaak, maar niet altijd, terecht in het domein van de psychiatrie. De 3 auteurs (psychiaters werkzaam in Sydney en Londen) hebben, met behulp van een aantal andere deskundigen op specifieke onderdelen, een veelomvattend boek geschreven over domestic squalor, te vertalen als ‘weerzinwekkende vuiligheid in de directe leefomgeving’.
De eerste hoofdstukken geven een beschrijving van de verschillende vormen en achtergronden van vervuiling en het onderzoek dat de afgelopen honderd jaar op dit gebied is gedaan. Zo maakt men kennis met begrippen als ‘natte’ en ‘droge’ vervuiling: respectievelijk met en zonder min of meer vloeibare excrementen en rottend voedsel.
Er is een verschil tussen vervuiling die ontstaat door een verregaande onachtzaamheid en verwaarlozing, en vervuiling door extreem verzamelen en niet kunnen weggooien. Het eerste is meer passief, onbewust en is nogal eens gerelateerd aan stoornissen zoals dementie en schizofrenie. Het laatste is meer actief en bewust en heeft meer verband met de dwangstoornis en natuurlijk hoarding, de nieuwe aparte categorie in de dsm-5. Dat deze verschillende vormen zo door het hele boek door elkaar gebruikt worden, maakt het wel nogal verwarrend. Bovendien kun je bij de meeste situaties van hoarding niet spreken van vervuiling, zoals de deskundige op dit gebied, Mataix-Cols, ook beschrijft in zijn hoofdstuk.
Het boek bevat verder mooie hoofdstukken over interventiemogelijkheden en de ethiek van het wel of niet interveniëren in situaties waar de persoon in kwestie geen enkele hulp accepteert. Bij het interveniëren zijn een goede coördinatie van alle betrokken partijen (van huisbaas tot ggz) en een goede afstemming van het tempo van opruimen voorbeelden van beschreven adviezen. De auteurs spreken duidelijk uit eigen ervaring en geven vele concrete voorbeelden.
Minder aansprekend vond ik de hoofdstukken over juridische kwesties, meetinstrumenten en het ‘verzamelen’ van te veel dieren. Deze hoofdstukken zijn te uitgebreid en te gedetailleerd geschreven, zoals dat ook verder in het boek nogal eens het geval is. Het lijkt erop dat ook de auteurs zelf de nodige moeite hebben gehad met het ‘weggooien’ van overbodige tekst en te veel hebben bewaard.
Toch zullen psychiaters die regelmatig te maken hebben met deze problematiek in het boek veel interessante informatie kunnen vinden die helpt bij het bepalen van een juiste interventiestrategie.
A. de Leeuw