Zachte heelmeesters. Het failliet van de geitenwollensokken psychologie
Het boek begint met een citaat van Louis van Gaal, die in zijn provocatieve stijl tegen journalisten zegt: ‘Zijn jullie nou zo dom, of ben ik nou zo slim?’. Met deze anticipatie op het verwijt arrogant over te komen, en door dit te linken aan topvoetbalcoach Van Gaal, lijkt auteur Jeffrey Wijnberg zich in te dekken tegen kritiek. Dit om aan te geven dat de grens tussen provocatie en arrogantie ook cultureel bepaald is. Cultuur en context zijn trouwens begrippen die ontbreken in deze kritiek op een bepaalde manier van aan psychotherapie doen, door de auteur ‘geitenwollensokken psychologie’ genoemd. Wat deze psychologie is of door wie ze wordt vertegenwoordigd, laat hij handig in het midden.’Wie de geitenwollen sok past, trekke hem aan’ (bladzijde 1). Een andere lezing zou kunnen zijn dat Wijnberg deze constructie bouwt om de eigen positie te verduidelijken.
De auteur verwoordt zijn kritiek op de aandacht voor het verleden, het exclusieve benadrukken van luisteren, het belang dat aan inzicht wordt gehecht, het werken met weerstand, het gebrek aan continue aandacht voor de motivatie van de cliënt. Dat lijkt te wijzen op een beeld van een psychologisch hulpverlener die het midden houdt tussen een ouderwetse rogeriaan met psychoanalytische inslag, werkend binnen het medisch model waar de diagnose de therapie altijd vooraf dient te gaan. ‘Wie de geitenwollen sok past, trekke hem aan’.
Het boek pleit er in het bijzonder voor om de verantwoordelijkheid voor de therapie bij de cliënt te laten. Deze dient zelf de hulpvraag te formuleren, volgens mij een basiskenmerk voor psychotherapie. In deze zin is dit boek een pleidooi voor opleiding in psychotherapie. Uit mijn eigen ervaring binnen de relatie- en gezinstherapie in Vlaanderen is het verantwoordelijk laten van de cliënt, het ontwikkelen van een actieve houding als therapeut die niet op zijn stoel blijft ziten en het in samenwerking en in dialoog formuleren van de hulpvraag basisstof.
Ik raad het boek aan voor beginnende psychiaters en psychologen zonder bijkomende opleiding. Ik hoop dat de anderen de hier beschreven ‘fouten’ eerder zelden begaan. Beginnende hulpverleners zie ik wel steeds in de val trappen en dan is wat in dit boek beschreven wordt een goede leerschool. Zij het dat de provocatieve schrijfstijl in Vlaanderen oren dicht doet in plaats van open. Het boek hanteert, zeker voor Belgen, een arrogante toon.
L. Migerode