Grensoverschrijdingen geduid. Over seksueel misbruik in katholieke instellingen
Een eerste deel centreert zich op de vraag: ‘Hoe moeten en kunnen wij oordelen?’ Vanuit respectievelijk theologische invalshoek (Borgman), canoniek en profaan recht (Torfs), moraaltheologische overwegingen (Van Iersel, Vosman) wordt geen blad voor de mond genomen. Voor veel kerkleiders blijft het een moeilijke noot om te kraken dat bijvoorbeeld het kwaad intrinsiek in de geloofsgemeenschap aanwezig is en dat de ‘egoïstische, kille’ reflex van de kerk structureel ingebouwd is in het canoniek recht.
Misstanden onder ogen durven zien is dan ook een eerste vereiste om uit de impasse te geraken. De auteurs zijn heel sterk in hun constructieve bijdragen daartoe: de theologische weg van de genade, het feit dat het recht alleen niet voldoende genoegdoening kan bieden aan slachtoffers, de maatschappelijke erkenning van verzoening en vergeving – tegen de huidige toenemende tendens in van ‘oog om oog, tand om tand’ – en fenomenologisch en historisch betekenis geven aan het seksuele geweld. Vooral dit laatste hoofdstuk is voor hulpverleners van belang omdat het aanspoort om de grenzen van een louter psychologische uitleg te overstijgen.
Het tweede deel onderzoekt de rol van media en de functie van publieke geheimen (Morssinkhof). De wetenschappelijke problematiek van geschiedschrijving over datgene waar geen ‘bewijsstukken’ voor bestaan, maar waar enkel mondelinge overlevering over bekend is (Derks), wordt deskundig uit de doeken gedaan.
Het derde deel kan onder de noemer ‘aanbevelingen’ samengevat worden. Vanuit psychologische en pastoraal psychologische invalshoek (Bisschops) en psychoanalytische reflecties (Bodisco Massink) wordt aandacht gevraagd voor voldoende supervisie, psychotherapie en geestelijke begeleiding in de opleiding van religieuzen – als plaats van bewustwording. Een afrondend artikel van Greer en Geary beschrijft kernachtig de Amerikaanse stand van zaken. Hun adviezen klinken adequaat, maar vooral die over architecturale veranderingen in internaten en dergelijke doen de Europese wenkbrauwen af en toe fronsen.
Het boek beantwoordt aan de verwachtingen: een aanzet tot duiding van het complexe en catastrofale dat seksueel geweld is . In de toekomst zijn meer van deze boeken noodzakelijk die de publieke stilte helpen breken en de algemene verontwaardiging ‘mentaliseren’. De professional die dit boek leest, zal aan de hand van dergelijke inspiratie zijn of haar steentje tot mentaliteitswijziging kunnen bijdragen.
Marc Calmeyn