Handboek systeemtherapie
Het vorige Handboek gezinstherapie dateert al van 1991 en wordt nauwelijks meer gebruikt in opleidingen omdat de leidende ideeën in de systeemtherapie geëvolueerd zijn en ook de context van de geestelijke gezondheidszorg veranderd is, aldus de redactie. In de eerste plaats is het concept ‘gezin’ vervaagd onder invloed van ontwikkelingen zoals migratie, een toenemend aantal echtscheidingen en het opduiken van andersoortige samenlevingsvormen. Dit heeft ertoe geleid dat ook systeemtherapeuten zich minder zijn gaan focussen op gezinnen en gezinsrelaties, maar eerder op de familie of op nog ruimere systemen. Vandaar dus nu: een Handboek systeemtherapie, waarvan de auteurs hopen dat het opnieuw een leidraad kan zijn voor de huidige opleidingen. Dat dit boek ondanks de dunnere bladzijden toch weer een ‘kloeke pil’ geworden is, heeft te maken met de veelheid aan onderwerpen die voor de opleiding systeemtherapie van belang zijn. Om te beginnen is er de theorie met de geschiedenis van de systeemtherapie en de evolutie ervan in België en Nederland, de socioculturele ontwikkelingen, het systeemdenken met bijbehorende methodes en technieken en de verschillende therapeutische stromingen en hun perspectief. Verder krijgt ook de praktijk zijn beslag, met aandacht zowel voor onderzoek als voor de ‘kliniek’. Daarin komen wel twintig verschillende problematieken aan bod, maar verrassend genoeg ook behandelaspecten zoals de ethiek, de behandelcontext, de persoon van de therapeut, en de taxatie. De verschillende settings worden beschreven: individuele therapie en groepstherapie, paren, ouderschap en families in verschillende fases van de gezinscyclus; zelfs paar- en gezinsgroepstherapie worden nog eens apart behandeld. Ten slotte wordt ook nog aandacht besteed aan nieuwe toepassingen zoals mediation, systemische consultatie of systeembenadering van organisaties. Die brede aanpak roept echter meteen vragen op bij de waarde van dit werk als handboek. Het hinkt eigenlijk op twee gedachten. Het is bijzonder uitgebreid en daardoor als handboek overladen. Als naslagwerk valt het dan weer net te mager uit. Wat de klassieke therapieën betreft, is het weliswaar behoorlijk ingedikt, maar wat ontbreekt, is de ontgrenzing. De systeemtherapeut van vandaag moet buiten de gebaande paden treden, openstaan voor nieuwe contexten die hier niet aan de orde gesteld worden. Het is jammer dat hier zo weinig aandacht is voor de brugfunctie van de systeemtherapie. De brug naar buiten, naar de neurobiologie, naar de nieuwe sociale realiteit komt te weinig in beeld. Zo ontbreekt de concrete therapeutische invulling van een outreachende aanpak, of een visie op de verhouding van de systeemtherapie tot recente ontwikkelingen in biologische, genetische en neurowetenschappelijke psychiatrie. Het handboek is degelijk, maar het is geen leerboek: het is coherent, goed gedocumenteerd, helder gestructureerd met duidelijke klinische vignetten, maar het laat zich niet bevatten. Er is te weinig selectief opgetreden. Het is meer een leeservaring dan een leerervaring. Er is bovendien te weinig uitdagende confrontatie met de revoluties, de durf, de progressiviteit en de ecologische validiteit van de systeemtherapeuten van het eerste uur. Weliswaar zijn de perspectieven en settings, de theorie en de praktijk nu allemaal ‘geïntegreerd’, maar de vraag is of deze klassieke systeemtherapie nog voldoende raakpunten heeft met de werkelijkheid, die immers een dissipatieve (open) structuur gekregen heeft. Slotsom: een gedegen overzicht van de systeempsychotherapie met brede invalshoek, geschikt als overzichtswerk, maar weinig vernieuwend, noch uitdagend.
L. Beheydt, B.G.C. Sabbe