Practical Psychiatric Epidemiology
De bakermat van de psychiatrische epidemiologie ligt in Engeland. Veel grote namen uit de recente geschiedenis van het vakgebied zijn opgeleid of werken in Londen, bij het Institute of Psychiatry. Deze naam suggereert dat er in de wereld maar één instituut bestaat waar men iets weet van psychiatrie en gaat ervan uit dat iedereen weet dat dit instituut zich in Londen bevindt. Hoewel men op tal van terreinen inmiddels geen voortrekkersrol meer vervult, bezit men een rijke traditie op het gebied van de psychiatrische epidemiologie. Deze traditie wordt verwoord in Practical Psychiatric Epidemiology, een inderdaad praktisch opgezet overzicht van het vak, geheel geschreven door (oud-) medewerkers van 'the Institute' uit Londen. Op de omslag vermeldt men dat evidence-based medicine vereist dat men begrip heeft van epidemiologische noties over de oorzaken, het beloop, de gevolgen en de behandeling van psychiatrische stoornissen. Het doel van het boek is om de gevestigde principes uit de algemene epidemiologie te vertalen naar de psychiatrie, zodanig dat ze voor zowel praktisch werkende clinici als beginnende onderzoekers hanteerbaar worden.
De opzet van het boek past bij de doelstelling. In het eerste deel worden algemene principes toegelicht (de geschiedenis van de epidemiologie, meten, cultuurverschillen en ethische dilemma's). Daarna volgt een bespreking van de meest gebruikte onderzoeksdesigns (zeven hoofdstukken), waarna het derde deel van het boek in vijf hoofdstukken de interpretatie van onderzoeksbevindingen behandelt. Het vierde deel bespreekt resterende capita selecta (genetische epidemiologie, gezondheidseconomie en kwalitatief onderzoek). Didactisch is het boek uitstekend. Basisbegrippen worden goed uitgelegd en elk hoofdstuk eindigt met praktische oefeningen. Het sterkste deel is het tweede deel, waarin de onderzoeksdesigns de revue passeren. Kennis van basale onderzoeksdesigns zou verplichte kost moeten zijn voor alle artsen. Echter, toegankelijke en in omvang bescheiden teksten daarover zijn moeilijk te vinden. Dat geldt zeker voor didactisch heldere teksten relevant voor onderzoek in de psychiatrie. Het zwakste deel van het boek betreft de twee hoofdstukken over statistiek. Men tracht in twee korte hoofdstukken een overzicht te geven van de meest relevante statistische methoden, maar schiet daarmee het didactische doel voorbij.
Al met al een boek om van harte aan te raden; niet alleen aan onderzoekers, maar ook aan clinici die behoefte hebben aan een overzicht van gangbare onderzoeksdesigns.
A.T.F. Beekman