Het psychiatrisch onderzoek (3de druk)
Het ambacht van de psychiater is in de eerste plaats het stellen van de juiste diagnose op grond van degelijk onderzoek. Tot voor kort was het opmerkelijk dat wij meer aandacht besteedden aan gestandaardiseerde, diagnostische classificatie, zonder veel werk te maken van het daaraan ten grondslag liggende onderzoek. Het instrumentarium om dat ambacht te kunnen uitoefenen is in Nederland inmiddels beschreven in de Richtlijn Psychiatrisch Onderzoek bij volwassenen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. De auteurs hebben hun boek, dat voor het eerst in druk verscheen in 1997, nu aangepast aan die richtlijn. Ook op andere fronten hebben zij talloze verbeteringen en aanvullingen aangebracht. De thema's over psychiatrische begrippen die behandeld werden in de helaas beëindigde maandelijkse column van Hengeveld in het maandblad De Psychiater, zijn verwerkt in deze druk. Het boek sluit aan op de behoefte aan een beknopte en onomstreden handleiding voor anamnese en onderzoek in de psychiatrische praktijk en is onmisbaar bij de opleiding van artsen en psychiaters. Ook is het zeer geschikt om na de voltooide opleiding in de alledaagse praktijk te raadplegen. Want wie weet na een aantal jaar nog wat het syndroom van De Clérambault is of het fenomeen van Fregoli? Of hoe je de adolescentie het beste uitvraagt? Men vindt in het boek naast de structuur van, bijvoorbeeld, de anamnese, ook de manier van uitvragen ('Heeft u iets kunnen doen om uw klachten te doen afnemen?').
De opbouw van het boek is als volgt: in de eerste plaats wordt een rangschikking van psychopathologische symptomen geboden ten behoeve van de 'status praesens mentalis', een betere term dan het voorheen gebruikte 'status psychicus', dat te archaisch aandeed. Dan wordt een handleiding geboden voor het correct afnemen van de speciële anamnese, de algemene psychiatrische anamnese en de hetero-anamnese. Hoofdstuk drie, vier, vijf en zes behandelen vervolgens de psychiatrische onderzoeksmethoden: observatie, exploratie en testen. Na een hoofdstuk over bijzondere groepen patiënten, zoals de zwijgzame patiënt, wordt ten slotte in hoofdstuk acht behandeld hoe van de onderzoeksgegevens naar een (differentiële) diagnose en classificatie wordt gekomen. Het boek bevat als addenda nog een aantal handige schema's en een register van psychiatrische symptomen.
Al met al een indrukwekkend overzicht van het gereedschap van de psychiater en wat deze allemaal moet doen in het kader van een, lege artis, psychiatrisch onderzoek. Het zou interessant zijn om na te gaan in hoeveel praktijksituaties wordt voldaan aan het hier beschrevene. Ik houd daarvoor eerlijk gezegd mijn hart vast. Het opnemen van deze materie in kwaliteitsbevorderende systemen verdient dan ook naar mijn idee een stevige aanbeveling. De Nederlandse psychiatrie mag trots zijn op dit, doorontwikkelde, standaardwerk dat voor iedere co-assistent, arts-assistent (niet) in opleiding en psychiater geschikt is.
D.P. Ravelli