Obsessive-compulsive personality disorder
De dsm-5-diagnose ‘obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis’ overlapt aanzienlijk met de persoonlijkheidstrek anankastia zoals beschreven in de icd-11. Kenmerkend is een enge focus op persoonlijke veeleisende standaarden, die leidt tot controlerend gedrag waarin ook anderen betrokken worden. Neuropsychologisch zijn er problemen met het richten van de aandacht (blijven hangen in details), maar is er ook een sterkte, namelijk een hoge capaciteit om uitstel van beloning te verdragen.
In de inleiding lichten Jon Grant en Samuel Chamberlain toe dat deze problematiek té vaak over het hoofd gezien wordt ondanks de hoge prevalentie (tot 25% bij een klinische populatie) en de hoge economische en medische kosten (vergelijkbaar met de kosten bij borderlinepersoonlijkheidsstoornis).
De patiëntengroep blijkt heterogeen. Zo ervaart een subgroep problemen met impulscontrole en agressieregulatie. Dit ligt niet zo voor de hand vanuit de klassieke opvatting dat compulsiviteit/risicovermijdend gedrag en impulsiviteit/risicozoekend gedrag de twee uiterste polen zijn van eenzelfde continue dimensie. Dit onderwerp wordt uitvoerig behandeld.
Differentiaaldiagnostische overwegingen krijgen veel aandacht in het boek. Er is discussie over wat nu juist tot de kern van de problematiek hoort. De meeste auteurs lijken het erover eens dat een dimensionale benadering tot een zinvollere afbakening leidt dan een categoraal model, onder andere aangezien de persistentie van de categorale dsm-diagnose
laag is.
Zeker in de hoofdstukken die gewijd zijn aan behandeling is het tekort aan bevestigde onderzoeksresultaten overduidelijk. Anthony Pinto, de auteur van het hoofdstuk over psychotherapie, beschrijft een door hemzelf uitgedacht, maar nog niet onderzocht gestructureerd cognitief-gedragstherapeutisch behandelingsmodel waarbij men eerst focust op emotieregulatievaardigheden en vervolgens op het perfectionisme.
Enkele hoofdstukken zijn gewijd aan minder voor de hand liggende invalshoeken: culturele acceptatie, invloed op ouderschap en positieve aspecten. Consciëntieus zijn heeft ook adaptieve voordelen en leidt bijvoorbeeld tot betere prestaties bij teamwerk en tot meer levensvoldoening. Deze relativering van de stoornis is verfrissend en helpt om recht te doen aan deze patiënten, wat de kans op een echte psychotherapeutische ontmoeting en geslaagde hulpverlening verhoogt.
Dit boek biedt zoals we verwachten van een publicatie van de apa een actueel overzicht van de wetenschappelijke literatuur. Soms nemen opsommingen van onderzoek dat geen duidelijke conclusie toelaat teveel ruimte in, maar onverwachte onderzoeksresultaten maken dit goed. De illustratie van de theorie via casusbeschrijvingen, overzichtstabellen en take home points bij elk hoofdstuk maken dit werk didactisch interessant. Voor mij dus een aanrader.
K. Callens, psychiater, Zonhoven