Handboek eetstoornissen (3e ed.)
De behandeling van mensen met een eetstoornis vereist samenwerking tussen verschillende vakgebieden (zoals diëtetiek, somatiek en psychologie) en vaak ook tussen veel verschillende mensen: mensen met een eetstoornis zelf, hun partners of ouders en mensen uit de omgeving (school), en hulpverleners van diverse disciplines en verschillende instellingen. Een handboek dat op een toegankelijke manier relevante informatie uit de verschillende domeinen bij elkaar brengt, is zeer welkom. Het handboek beoogt een overzichtelijk en actueel beeld van kennis en praktijkervaring in Nederland en België te beschrijven voor een brede groep hulpverleners.
Het Handboek eetstoornissen behandelt in 30 hoofdstukken een heel scala aan aspecten waarmee hulpverleners bij de behandeling van mensen met een eetstoornis te maken kunnen krijgen. Van vroegsignalering, diagnostiek, comorbiditeit, behandeling, herstel en terugvalpreventie tot bejegening en ethische vraagstukken. Er staan bijdragen in over genetisch-biologische aspecten van eetstoornissen, e-healthinterventies, cognitieve gedragstherapie, meergezinsdagbehandeling, farmacologie, ethische vraagstukken over bijvoorbeeld wils(on)bekwaamheid bij ernstig ondergewicht en (veel) meer.
Voor behandelaars die net beginnen met het behandelen van mensen met een eetstoornis is het boek een aanrader: alle belangrijke thema’s komen ter sprake. Deze insteek maakt het boek tegelijkertijd minder interessant voor degenen die al ervaring hebben met het behandelen van mensen met een eetstoornis. De inhoud is soms wat gedateerd zoals het hoofdstuk over de motivationele benadering van Prochaska en DiClimente en sommige hoofdstukken verwijzen bijvoorbeeld nog naar de multidisciplinaire richtlijnen i.p.v. naar de zorgstandaard eetstoornissen.
Een aantal hoofdstukken is goed onderbouwd en goed geschreven; bijvoorbeeld over de organisatie van de zorg en over cognitieve gedragstherapie. Jammer is dat geen scherper onderscheid wordt gemaakt tussen wat we inmiddels wel of nog niet zo goed weten op basis van wetenschappelijk onderzoek. Het hele handboek door wordt alles op het zelfde niveau beschreven: met evenveel aandacht en ruimte voor wetenschappelijk onderbouwde ‘kennis’-hoofdstukken als voor de zogenaamde ‘uit-de-praktijk’-hoofdstukken. De hoofdstukken over zelfhulp en ervaringsdeskundigheid zijn wetenschappelijk een stuk minder goed onderbouwd dan de meeste andere delen; de samenvattingen hadden eigenlijk wel volstaan.
De kracht van het handboek is de diversiteit aan hoofdstukken; alle belangrijke thema’s rondom de zorg voor mensen met een eetstoornis komen aan bod. Tegelijkertijd heeft deze brede aanpak een schaduwzijde; een geïntegreerd verhaal ontbreekt. Een scherpere keuze tussen wat we op basis van wetenschappelijk onderzoek inmiddels wel en nog niet (zo goed) weten, zou de informatiewaarde van het boek en de impact
op de zorg nog verder kunnen vergroten.
H. Elgersma, Klinisch psycholoog/onderzoeker, Haren