Behandeling na trauma. Methoden voor stabilisatie en herstel
De tekst op het kaft van het boek prikkelt: ‘de auteurs vertegenwoordigen een nieuwe generatie van klinische traumatologen. Op basis van de meest recente theorieën en onderzoeken en jarenlange ervaring hebben zij een zeer effectieve methode ontwikkeld die speciaal gericht is op stabilisatie en herstel’. Ik veronderstelde onder andere dat dit boek goed zou aansluiten op de vraag bij welke patiënten met een (complexe) posttraumatische stressstoornis (ptss) of traumagerelateerde stoornis je direct met een op verwerking gerichte therapie kan starten en bij wie eerst een interventie gericht op stabilisatie is geïndiceerd.
Helaas, mijn verwachtingen kwamen niet uit. Het boek is voornamelijk gebaseerd op het driefasemodel van Herman of zoals de auteurs schrijven: ‘veiligheid en stabilisatie (fase 1), verwerking van traumaherinneringen (fase 2) en herstel van verbondenheid (fase 3)’. In een eerste hoofdstuk wordt, wat mij betreft nogal overbodig, ingegaan op een aantal basisthema’s, zoals wat is gedragstherapie, cognitieve therapie etc.
In dit hoofdstuk doet men ook de wetenschappelijke evidentie voor psychotherapeutische interventies bij ptss uit de doeken, echter, gebaseerd op onderzoek tot 2000, terwijl het boek is uitgegeven in 2011. Om maar een voorbeeld te geven: emdr wordt daarbij niet genoemd.
Vervolgens werken de auteurs in de hoofdstukken 2, 3 en 4 de drie fasen uit door, ingedeeld naar lichaam, cognitie, gedrag en emotie/relatie, allerlei meer of minder bekende psychologische interventies te beschrijven. Echter, zij vermelden daarbij noch de wetenschappelijke, noch de meer practice-based evidentie voor welke interventies wanneer bij welk type patiënt toe te passen. Daarnaast worden medicamenteuze interventies niet genoemd, zonder enige uitleg. Aan één van de belangrijkste klinische vragen, namelijk wanneer veilig over te gaan van fase 1 naar fase 2 wordt, jammer genoeg, weinig aandacht besteed.
De titel van het laatste hoofdstuk, ‘geïntegreerde en klinische zelfzorgmodellen’, dekt de lading nauwelijks. Hierin wordt een zogenaamd topprogramma geïntroduceerd ‘traumaherstel door principieel te leven’ met ook weer drie fasen, namelijk educatie, intentionaliteit en oefening. Over dit programma is nog nooit gepubliceerd en niet duidelijk wordt waarom voor de verschillende onderdelen is gekozen. In het tweede, interessantere deel van het hoofdstuk, gaan de auteurs onder de titel ‘compassiemoeheid’ in op de soms zware beproeving van de hulpverleners die zich met traumabehandelingen bezighouden. Een van de auteurs beschrijft een dreigende vorm van secundaire traumatisering bij zichzelf ten gevolge van de behandeling van betrokkenen bij de ramp op 9/11/2001. Opvallend is dan dat hij zelf vooral baat heeft gehad bij emdr en zo goed als niet refereert aan zijn eigen topprogramma.
Kortom, vanwege het gebrek aan recente wetenschappelijke evidentie en aan goed uitgewerkte casuïstiek is dit boek geen aanrader.
H. de Haan