Neurobiology of mental illness (4de dr.)
Onze kennis over de neurobiologische achtergrond van psychiatrische aandoeningen groeit zienderogen. Het aantal studies dat verschijnt over genetica, epigenetica, neurofysiologie, neuroanatomie en beeldvorming in de psychiatrie is nauwelijks bij te houden. Alleen daarom is het bijzonder verdienstelijk dat experts een poging doen om de bestaande kennis te integreren tot een overzichtelijk geheel. Vanzelfsprekend kan dit nooit meer zijn dan een snapshot, een momentopname van iets wat in beweging blijft. Dat het veld snel evolueert, wordt al duidelijk uit het feit dat deze vierde editie nauwelijks twee jaar na de vorige verschijnt. Het is geen herdruk, maar wel degelijk een heruitgave: in bijna alle hoofdstukken vindt men referenties naar literatuur van de laatste paar jaar.
De vorige edities van dit boek zijn intussen een begrip geworden en vormen wellicht het beste en volledigste overzicht dat in dit domein bestaat. De ambitie om het vakgebied van de psychiatrische neurobiologie in de breedte én in de diepte te vatten, resulteert in een turf van 1200 bladzijden, bij elkaar geschreven door topexperts die voor het allergrootste deel uit de VS komen. Slechts een handvol Europeanen en een verdwaalde Japanner mogen hun naam toevoegen aan het exquise lijstje.
De eerste sectie biedt een inleiding in de basale neurowetenschappen (basic neurosciences). Het woord ‘basaal’ mag u gerust met een korrel zout nemen: als u deze honderd bladzijden dichtbedrukte tekst achter de kiezen hebt, mag u zich een expert noemen. Daarna komt een deel over nieuwe methodes en technologieën in de neurobiologie, ook weer op hoog niveau, maar zeer up-to-date.
Na deze twee inleidende delen komt de hoofdmoot: 6 secties over respectievelijk psychose, stemmingsstoornissen, angststoornissen, middelengerelateerde stoornissen, dementie, en psychiatrische aandoeningen bij kinderen. Ondanks een bonte verscheidenheid van auteurs is er duidelijk gestreefd naar een zekere eenvormigheid qua structuur. Elke sectie begint met een deel over klinische symptomen en diagnosestelling, gaat dan in op genetica, epigenetica en diermodellen, om vervolgens de neuroanatomie, -fysiologie en beeldvorming in het vizier te nemen. Tot slot volgt er dan een deel over behandeling, met vanzelfsprekend de nadruk op farmacologische en andere biologische behandelingen.
Het boek sluit af met enkele bijzondere onderwerpen, waaronder een korte beschouwing over de al dan niet integratie van recente neurobiologische inzichten in de diagnostiek van dsm-5. De auteur kan moeilijk anders dan concluderen dat de dsm-5 geen breuk inhoudt met de vorige edities, en dat er dus van een neurobiologisch gefundeerde diagnostiek vooralsnog geen sprake is. De verwachting wordt geuit dat we wel in die richting gaan, maar eerlijk gezegd geeft dit boek op dat vlak weinig reden tot optimisme. Ondanks de massa aan degelijke studies, door topexperts gelezen en samengevat, tekent zich geen echte basis af waarop een neurobiologische psychiatrische diagnostiek gebouwd zou kunnen worden.
Voor wie is dit boek bestemd? In elk geval niet voor de praktiserende clinicus die op een vrije zondag eens wat meer wil lezen over neurobiologie. Daarvoor is het werk veel te uitgebreid en te specialistisch. Ook de hoofdstukken over behandeling zijn weliswaar grondig, maar niet echt geschikt om in de dagelijkse praktijk mee aan de slag te gaan, al is het maar omdat ze op maat van de Verenigde Staten zijn geschreven. Ook de gemiddelde arts in opleiding tot psychiater zou een behoorlijke hoofdpijn kunnen overhouden aan dit werk, met als gevolg een definitieve afkeer van dit boeiende onderzoeksveld.
Wie heeft er dan wel wat aan? Ik denk in de eerste plaats academische docenten en promovendi die bij het voorbereiden van een college of bij het uitschrijven van een project, een grondig overzicht willen van een bepaald onderwerp. Eigenlijk kan je dit boek zien als een reeks schitterende en zeer uitgediepte literatuurreviews in het veld van de psychiatrische neurobiologie. Wat is er al gebeurd, wat weten we, waarvan zijn we helemaal nog niet zeker, en wat zouden van daaruit interessante vragen kunnen zijn? En met welke nieuwe technieken kunnen we proberen de nieuwe antwoorden te vinden? Op dit soort vragen zal de neurobiologisch geïnteresseerde academicus antwoorden vinden in dit boek. Daarmee kan hij of zij het eigen werk in het juiste kader plaatsen en beter funderen. Ik zou promovendi zeker aanraden om delen van dit werk te doorploegen.
Dit boek blijft een behoorlijk indrukwekkende prestatie. Het hoort thuis in iedere universiteitsbibliotheek en in elke onderzoeksgroep die zich met psychiatrie en neurobiologie bezighoudt. En wie het doorneemt, zal van twee dingen onder de indruk zijn. Ten eerste van wat we allemaal weten en hoe snel er kennis vergaard wordt. En ten tweede van wat we allemaal niet weten en van de onvoorstelbare complexiteit van ons onderzoeksgebied. Over één ding hoeven we ons niet ongerust te maken: er zal nog werk zijn voor vele generaties onderzoekers in de neurobiologie van psychiatrische ziektebeelden.
S. Claes