Een veranderende kijk op psychiatrische stoornissen
achtergrond De atheoretische benadering van psychiatrische stoornissen, geïntroduceerd door dsm-iii, heeft een revolutie teweeggebracht. Deze heeft een grote stimulans gegeven aan wetenschappelijk onderzoek; vergemakkelijkt door de ontwikkeling van nieuwe technieken in de genetica, neuro-imaging en neuropsychologie. Echter, de wetenschappelijke bevindingen van de afgelopen twee decennia geven aanleiding de geldigheid van de klinische entiteiten, zoals in de dsm beschreven, in twijfel te trekken.
doel Het ontwikkelen van een nieuwe visie op ontwikkelingspaden van psychiatrische stoornissen, klinische diagnostiek en wetenschappelijke classificatie.
methode Weergeven van de stand van zaken wat betreft onderliggende endofenotypes op het niveau van epigenetica, hersenen, neurotransmitters en neuropsychologische bevindingen.
resultaten Geno- en endofenotypes correleren niet één op één met de klinische beelden, zoals gedefinieerd in zelfs de recentste classificatie volgens dsm-5.
conclusie De dsm biedt uitgebreide mogelijkheden om psychiatrische stoornissen te classificeren middels een indeling op symptoomniveau. Toch blijken deze categorieën minder onderscheidend te zijn dan vermoed, daar onderzoek uitwijst dat er op het niveau van genen, epigenetische verschijnselen en endofenotypes veel overlap bestaat. Dit zou kunnen pleiten voor meer individuele diagnostiek, zowel in de klinische praktijk als voor wetenschappelijk onderzoek. Hierin zou meer aandacht kunnen zijn voor dimensies van emoties en gedrag, kwetsbaarheid en veerkracht. Een dergelijke benadering via genotypes, endofenotypes, epigenetica en de hersenfunctionaliteit zou kunnen bijdragen aan verheldering van de wisselwerking tussen deze niveaus ofwel de onderliggende mechanismen van psychiatrische stoornissen.