De publicatiefabriek. Over de betekenis van de affaire-Stapel
Van september 2011, toen hij wetenschapsfraude bekende, tot ruim na einde 2012, toen de commissie-Levelt haar onderzoek daarnaar publiceerde, was Nederland in de ban van de affaire-Stapel. Over dit gebeuren heeft Abma een scherpzinnig boek geschreven, waarin hij Stapel niet zozeer analyseert als persoon, maar als symptoom van een problematische academische cultuur.
In de eerste drie hoofdstukken staat de fraude centraal. In hoofdstuk 1 – Ontmaskering – reconstrueert Abma de ontdekking van de fraude door drie jonge onderzoekers uit de groep van Stapel. In hoofdstuk 2 – Fraude – belicht hij de details en de omvang van de fraude. Hoofdstuk 3 – Slodderwetenschap – gaat over wetenschappelijke praktijken waarin het niet zo nauw wordt genomen met algemeen gangbare onderzoeksprincipes.
In de volgende drie hoofdstukken wordt de carrière van Stapel onder de loep genomen: Leerschool Amsterdam, Scoren in Groningen en Over de Tiber, het einde van het succes in Tilburg. Dan volgen drie hoofdstukken over de context van de affaire-Stapel. In hoofdstuk 7 – Publicatiedrang – gaat Abma na hoe academisch prestige tegenwoordig wordt bepaald. Hoofdstuk 8 – Sociale psychologie als experiment – schetst een beeld van de experimentele sociale psychologie, het vakgebied waarop Stapel zijn reputatie verwierf. In hoofdstuk 9 – Beterschap - komen de reacties op de fraude van Stapel aan de orde en met name de voorgestelde maatregelen om de wetenschappelijk integriteit te bevorderen.
Hoofdstuk 10 – De lessen van Stapel – ten slotte, laat niet alleen zien dat de kritische controle door peers te wensen overliet, maar ook hoe de experimentele sociale psychologie een beeld geeft van de sociale werkelijkheid dat buiten het vakgebied slechts door weinigen wordt herkend. Verder concludeert Abma dat het huidige beoordelings- en bevorderingssysteem binnen de wetenschappen perverse prikkels genereert die calculerend gedrag bij wetenschappers bevorderen.
De laatste bladzijden van zijn boek wijdt hij aan mogelijke maatregelen om het wetenschapsbedrijf weer op orde te brengen. In zijn optiek blijven per saldo maar twee remedies over om ‘ de wildgroei en slodderwetenschap tegen te gaan ’. Ten eerste zouden de universitaire autoriteiten moeten aandringen op minder publiceren, ja zelfs een maximumaantal publicaties moeten voorschrijven. Ten tweede zouden ze moeten ophouden met het op een voetstuk plaatsen van mensen die veel publiceren of veel geld binnenhalen. Daarmee zou de kritische functie die van oudsher aan wetenschap verbonden is ook intern weer in ere worden hersteld.
Hoewel de genoemde remedies naadloos aansluiten op zijn diagnose, vraag ik mij af of de universitaire autoriteiten Abma’s adviezen ter harte zullen nemen. Daarvoor is de wetenschap te zeer een bedrijf geworden en het adagium ‘ publish or perish ’ te diep ingesleten. Hoop valt echter te putten uit het feit dat Stapel ontmaskerd werd door drie van zijn eigen jonge onderzoekers. Kennelijk beschikt de jonge generatie over de nodige moed en het kritisch vermogen om de kwaliteit van de wetenschap te verdedigen.
Al met al houdt Abma ons met dit boek een spiegel voor. Het is helder en boeiend geschreven en houdt de juiste afstand tot de persoon Stapel. Van harte aanbevolen voor eenieder die zich betrokken voelt bij de wetenschap.
P.P.G. Hodiamont