Boekbespreking
De erfelijkheid van de obsessieve compulsieve stoornis: een tweelingonderzoek
D.C. Cath
s-4
Erfelijke factoren spelen een belangrijke rol in het ontstaan van obsessieve compulsieve stoornissen (ocs). Tweelingonderzoeken zijn bijzonder geschikt om de grootte van erfelijke factoren te schatten, door de variatie in gedrag bij eeneiige tweelingen (die hun genetisch materiaal voor 100% delen) te vergelijken met die bij twee-eiige tweelingen (die hun genetisch materiaal voor 50% delen). Het eerste tweelingonderzoek bij ocs dateert uit 1929. Het onderzoek naar erfelijkheid van ocs is in de loop der tijd geëvalueerd van gevalsstudies naar grootschalige tweelingonderzoeken in de algemene populatie. Afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken van dit laatste type uitgevoerd binnen het Nederlands Tweelingen Register. Het blijkt dat bij kinderen obsessieve compulsieve symptomen voor 55% door erfelijke factoren worden bepaald en voor 45% door unieke gebeurtenissen. Daarentegen wordt de persistentie van symptomen bij kinderen, behalve door erfelijke factoren en unieke gebeurtenissen, ook door gezinsgebeurtenissen beïnvloed. Bij volwassenen werd een erfelijkheidspercentage van 47% voor obsessieve compulsieve symptomen gevonden en geen invloed van gezinsgebeurtenissen. Zowel bij kinderen als volwassenen werden geen sekseverschillen gezien in erfelijkheid van obsessieve compulsieve symptomen. Ook werden weinig aanwijzingen gevonden voor 'assortative mating'. Toekomstig tweelingonderzoek zal zich vooral richten op de erfelijkheid van verschillende symptoomdimensies binnen ocs, zoals controleren, wassen of verzamelen.