Fascinatie. Een fenomenologisch-psychoanalytische verkenning van het onmenselijke. In de serie Vragen aan Freud
Het woord 'fascinatie' is afkomstig van het latijnse fascinare, dat 'snoeren of bundelen' betekent. Wanneer ons iets fascineert, betekent dit het koesteren van een intense belangstelling of interesse. Door fascinatie aan een conceptueel onderzoek te onderwerpen, blijkt de semantische inhoud complexer te zijn dan in de standaardtaal beschreven ('door de blik beheersen, zeer sterk boeien, meeslepen, betoveren'). Michel Thys, werkzaam als psychoanalyticus in Antwerpen, onderzoekt in dit proefschrift het concept 'fascinatie' vanuit drie invalshoeken: ten eerste vanuit de fenomenologie (met aandacht voor het werk van de Franse filosoof J.P. Sartre), daarnaast vanuit de psychoanalytische metapsychologie (Freud, Lacan, Klein, Bion), en vanuit de wijsgerige antropologie (onder anderen Lyotard). Volgens de auteur is de fascinatie een toestand van extreme bewustzijnsvernauwing die gekenmerkt wordt door het weerloos en affectloos overgeleverd zijn aan een exclusief object dat je plotseling en onverwacht overvalt. Subject en object kunnen niet los van elkaar gezien worden, zonder dat het om een fusie gaat. De subjectiviteit is tot haar nulwaarde weggezakt, de affectieve differentiatie is weggevallen, er heerst een totale onbewogenheid als gevolg van een implosie van een extreme ambivalentie. In de fascinatie wordt de persoon extreem door iets gegrepen dat hem niet persoonlijk aangaat. Fascinatie is nog juist 'puur' waarnemen, zij het in de vorm van een bijzonder intense aandacht. Op het moment van de fascinatie is het subject gereduceerd tot een punt. De klinische voorbeelden, zoals de 'badkamervrouw', maken duidelijk dat het fascinerende object vergeleken kan worden met het oog van de storm, het is de stille, maar gespannen onbeweeglijkheid waar omheen niets anders heerst dan geweld. Om zijn visie te illustreren verwijst Thys naar enkele romans zoals De gedaanteverwisseling van Kafka en Het monster van Frankenstein van Shelley. Fascinatie is niet noodzakelijk een signaal van onderliggende stoornissen, ook al is gefascineerd zijn niet normaal te noemen. Bepaalde stoornissen werken wel fascinatie in de hand (waaronder depersonalisatie). Getraumatiseerde patiënten laten ons dikwijls getuige zijn van momenten van fascinatie. Ik was zeer geboeid door het hoofdstuk over het onmenselijke met voorbeelden uit diverse culturen. Objecten zijn fascinerend wanneer ze zich bevinden in de tussenzone van wat door de natuur is gegeven en wat door de menselijke cultuur is gecreëerd (sommige archeologische overblijfselen illustreren dit). Culturen zijn gefascineerd door wat hen aan de grenzen van hun eigen voortbestaan zou kunnen brengen en door wat dit zou kunnen ondermijnen (denk maar aan de fascinatie voor Hitler). Mensen zijn gefascineerd door vervormingen van de vertrouwde menselijke gestalte, door transformaties in hun psychisch functioneren (psychotische toestanden en dromen), door verschrikkelijk geweld (terreuraanslagen), door overgangszones van het menselijk zijn (het begin van het leven, de overgang naar de dood). Dit boek is het bewijs dat een proefschrift niet saai hoeft te zijn. Dit filosofische en psychoanalytische onderzoek blinkt uit door zijn hoog literair gehalte. Een aanrader voor ieder die geboeid is door de geesteswetenschappelijke aspecten van de psychiatrie.
M. Hebbrecht