Trauma and the Body. A Sensorimotor Approach to Psychotherapy. In de reeks The Norton Series On Interpersonal Neurobiology
Bij de meeste vormen van psychotherapie staat het mentaal functioneren van patienten centraal en gaat betrekkelijk weinig aandacht uit naar hun lichamelijke (re)acties of zijn deze niet de focus van veranderingen van gedrag en beleving. Deze eenzijdigheid is een gevolg van de fundamentele scheiding van lichaam en geest die het veel bekritiseerde filosofische dualisme kenmerkt. Een aantal filosofen en wetenschappers meent dat mensen voortdurend koppelingen tot stand brengen tussen hersenen, het (overige) lichaam en hun omgeving. Zij beschouwen mensen als autonome, zichzelf genererende en organiserende belichaamde systemen die gesitueerd zijn in een omgeving waardoor zij worden beinvloed en die zij voor een deel zelf scheppen. In hun visie is een prominente rol bij het vormen van deze koppelingen weggelegd voor de integratie van de mentale acties van waarnemen, met name die van het lichaam en lichamelijke processen (sensaties), en lichamelijke handelingen (motoriek) (Thompson 2007). Het belangrijke pionierswerk van Pat Ogden - zij nam het leeuwendeel van het onderhavige boek voor haar rekening - past uitstekend in dit raamwerk. Bij de sensorimotorische psychotherapie voor trauma vormen lichaamsgerichte interventies het uitgangspunt bij de bevordering van de integratie van sensaties, bewegingen, handelingen, emoties en cognities. Deze integratie is nodig omdat getraumatiseerde mensen er niet in zijn geslaagd om schokkende gebeurtenissen die zij meemaakten in hun ervaringswereld en levensverhaal op te nemen. De klemtoon die Ogden e.a. leggen op interventies die betrekking hebben op lichamelijke gewaarwordingen en (re)acties (bottom-upinterventies) vloeit voort uit het inzicht dat trauma sterk tot uitdrukking komt in sensorimotorisch en fysiologisch disfunctioneren. Deze (bottomupinterventies) staan echter niet op zichzelf, maar worden gecombineerd met traditioneel psychotherapeutische interventies die zijn gericht op gedachten en denkwijzen, dus op de taal van de patient (top-downinterventies). Een van de vele bottom-upinterventies die Ogden e.a. voorstellen is het minutieus volgen van lichamelijke gewaarwordingen. Zo moedigen zij patienten die traumatische herinneringen herbeleven aan om zich niet op de inhoud van de herinnering te concentreren, maar op de bijbehorende lichamelijke sensaties en bewegingen. Net als bij andere sensorimotorische interventies stimuleren zij patienten vervolgens om vast te stellen hoe deze sensaties en bewegingen veranderen met het verstrijken van de tijd, in plaats van er met angst of ontzetting op te reageren. De heftige emoties die vaak een onderdeel zijn van deze herbelevingen zouden worden afgeremd door deze onderzoekende houding: exploratie en verdediging (vluchten, vechten en dergelijke) zijn in de evolutie tot stand gekomen psychobiologische actiesystemen die incompatibel zijn. Andere actiesystemen die de auteurs bij de behandeling van traumatisering om dezelfde reden stimuleren, zijn hechting en spel. Het eerste deel van het boek biedt een theoretische verantwoording van de fasegerichte behandeling van traumatisering die Ogden en haar coauteurs voorstaan. Zij bieden hierin een schat aan theoretische ideeen, die in toekomstig werk nader zullen moeten worden aangescherpt en ontwikkeld. In het tweede deel beschrijven de auteurs de fasegerichte behandeling in het teken van de sensorimotorische psychotherapie. Er komen vele nuttige interventies aan bod, ruim omlijst met praktijkvoorbeelden. Aangezien de auteurs dissociatie theoretisch beschrijven als een essentieel kenmerk bij traumatisering, is het teleurstellend dat zij amper bespreken hoe sensorimotorische psychotherapie van nut kan zijn bij de behandeling van dit verschijnsel. Deze kritiek neemt niet weg dat Trauma and the body een uniek en baanbrekend boek is; een eyeopener die psychotherapeuten en andere clinici moeten lezen.
E.R.S. Nijenhuis