De diagnostiek van frontotemporale dementie, een kameleon in de psychiatrie
achtergrond Meestal is er bij frontotemporale dementie (ftd) een preseniele beginleeftijd, overheersen gedragsproblemen en zijn de cognitieve functies nog redelijk intact. Vooral in het beginstadium van ftd is hierdoor de differentiële diagnostiek van andere dementievormen en psychiatrische stoornissen moeilijk.
doel Het geven van een overzicht van de diagnostische mogelijkheden bij ftd en een evaluatie van het belang ervan voor de klinische praktijk. methode Literatuuronderzoek met behulp van PubMed, Embase en de Cochrane Library (publicatieperiode 1999-2005), met als zoektermen 'frontotemporal dementia' en 'diagnosis' of 'differential diagnosis'. Genetische en post mortem onderzoeken werden buiten beschouwing gelaten.
resultaten De geselecteerde literatuur over differentiërende klinische symptomen, neuropsychologisch onderzoek en vragenlijsten, beeldvormende diagnostiek, en liquoronderzoek richt zich vooral op het onderscheid tussen ftd en andere dementievormen, en niet op het onderscheid met psychiatrische stoornissen.
conclusie De Manchester Behavioral Questionnaire, de Frontal Behavior Inventory en de Frontal Assessment Battery zijn behulpzaam bij de diagnostiek van ftd. Meer bewijzend zijn (asymmetrische) frontotemporale structurele afwijkingen op de ct- of mri-scan en afname van frontaal metabolisme en perfusie op de pet- of spect-scan, hoewel niet alle aantoonbare afwijkingen specifiek zijn voor ftd. Voor vrijwel alle diagnostische methoden geldt dat de sensitiviteit toeneemt naarmate de ziekte vordert. Op grond van de onderzoeksbevindingen wordt een beslisboom voor aanvullende diagnostiek bij verdenking op ftd gepresenteerd.