De verwevenheid van psychiatrie en taal
Het gebruik van taal is een unieke menselijke capaciteit. Hoewel dieren met elkaar communiceren, is er behalve de mens geen andere soort bekend die een complexe taal kan leren. Daarnaast geeft taal een inkijk in de belevingswereld van een individu. Dat ons vak veel te maken heeft met taal, zal dan ook niemand verbazen. Zowel onze diagnostiek (anamnese) als onze behandeling (psycho-educatie en psychotherapie) is er grotendeels op gebaseerd. Er zijn wetenschappers die zelfs veronderstellen dat we aandoeningen als schizofrenie te danken hebben aan de evolutie van taal en de specialisering van de hemisferen.1 Toch beargumenteren wij hier dat taal een onderbelicht onderwerp is in de psychiatrie. Dit geldt zowel voor ons eigen taalgebruik als voor de taal van onze patiënten en voor taalstoornissen.
De taal van psychiaters
Gekscherend wordt wel eens gezegd dat dokters een eigen taal spreken. Dat dit werkelijk zo is, blijkt uit meerdere artikelen in dit themanummer. Psychiaters gebruiken geen lidwoord voor het woord ‘patiënt’ (De Boer & Barbier) en ze gebruiken het woord ‘imponeren’ voor dingen die juist niet echt imponerend zijn (Hengeveld). Hoewel je deze voorbeelden als interessante taalvariatie kunt zien, blijkt uit dit themanummer ook hoe belangrijk ons taalgebruik is voor de patiënt. Metaforen die gebruikt worden in psychotherapie zijn soms zo treffend dat patiënten er de rest van hun leven betekenis aan ontlenen, ver nadat de therapie is gestopt (Van). In dit themanummer komt daarnaast het onderwerp psycho-educatie aan bod, waaruit blijkt hoe tegenstrijdig en verwarrend onze talige uitleg kan zijn, en dan ook onproductief is (Van Langen e.a.). Ook vanuit de herstelbeweging bepleit men het grote belang van taalgebruik dat herstel bevordert bijvoorbeeld door de aandacht in behandelingen te richten op de kracht en het talent van mensen met een psychiatrische aandoening (Van Sambeek e.a.).
De taal van patiënten
Taal- en spraakstoornissen in de psychiatrie
Spraak-, taal- en communicatiestoornissen komen veel voor bij patiënten met een psychiatrische stoornis, maar patiënten worden zelden systematisch onderzocht door een logopedist. Bij een willekeurige selectie van 60 volwassen patiënten op een acute psychiatrische afdeling bleek meer dan 80% van hen een taalstoornis te hebben na beoordeling door een logopedist.2 Daarnaast had 60% communicatieproblemen (zoals moeite om een coherent verhaal te vertellen of moeite om taal te begrijpen), en 30% had een slikstoornis.2
Ook in de kinder- en jeugdpsychiatrie is het zinvol meer aandacht te geven aan taal- en spraakstoornissen. Zo bleek uit onderzoek onder 44 willekeurige kinderen met ADHD dat 25 van de 32 endoscopisch onderzochte kinderen stembandknobbeltjes hadden,3 wat duidt op foutief gebruik van hun stem. Dit kan met een logopedische behandeling verholpen worden. Desondanks is betrokkenheid van logopedisten bij de multidisciplinaire behandeling nog zeldzaam, met autisme als enige uitzondering.4,5
In dit themanummer komt dit onderwerp aan bod in een artikel over de grote overlap tussen een taalontwikkelingsstoornis (TOS) en autisme, ADHD en angst- en stemmingsstoornissen bij kinderen (Boerma e.a.). Daarnaast worden de verworven taal- en communicatiestoornissen belicht (Bus & Reijbroek). Ook zien we hoe logopedisten hier hun behandeling op richten (Rijnen e.a.) en hoe wij onze behandeling kunnen aanpassen aan patiënten met een talige stoornis (Janssen & Van Donzel).
Taal als biomarker
Er wordt veel onderzoek gedaan naar mogelijke biomarkers, die in de toekomst hopelijk kunnen bijdragen aan nauwkeuriger diagnostiek. De taalwetenschap wordt hier steeds vaker voor ingezet. Spraak bevat enorm veel informatie over hoe het met iemand gaat. Niet alleen wat iemand zegt, maar ook de manier waarop is belangrijk. Recente ontwikkelingen in machinelearning maken het mogelijk om betrouwbaar te analyseren welke aandoening mensen hebben, gebaseerd op hun spraak en taalgebruik. Dergelijke analyses laten zien dat (in onderzoeksverband) heel nauwkeurig (80-100%) te voorspellen is welke jongeren met ultra high risk (UHR) voor psychose, daadwerkelijk een psychose zullen krijgen.6,7 Belangrijke voorspellers waren de zinslengte en de coherentie van zinnen.
Ondanks de huidige barrières om deze methode breed te kunnen implementeren, zoals het maken van een goede opname zonder achtergrondgeluid ‘in het wild’, en privacykwesties rondom spraakopnames, zijn het veelbelovende ontwikkelingen met een reëel zicht op toepassing in de praktijk. Ook bij andere aandoeningen is veel onderzoek naar het nut van taalanalyses gaande. In dit themanummer lezen we hierover in een overzichtsartikel over taalanalyses bij depressie (Koops e.a.) en in een onderzoeksartikel over de differentiaaldiagnose van frontotemporale dementie (Krudop e.a.).
Andere talen en gebarentaal
Wereldwijd worden er op dit moment meer dan 7100 talen gesproken, en ook al sterven er talen uit, groeit dit aantal nog steeds omdat onderzoekers steeds nieuwe talen identificeren (www.ethnologue.com). Hierdoor krijgen we in onze praktijk regelmatig te maken met anderstaligen. Artikelen in dit nummer laten zien hoe belangrijk het is om te kunnen communiceren met de mensen om je heen (Baker), en hoe eenzaam en geïsoleerd je je kunt voelen als je de taal van het land waar je woont niet spreekt. Hoe goed je de taal van het land waar je woont spreekt, blijkt namelijk een belangrijke risicofactor te zijn voor het krijgen van een psychose, onafhankelijk van andere risicofactoren (zoals migratie en sociaal-economische status) (Jongsma e.a.). Het belang van het gebruik van tolken in de psychiatrie kan dan ook niet vaak genoeg worden belicht.
Daarnaast besteden we in dit nummer aandacht aan de relatie tussen psychische en gehoorproblemen (Baker), aan gebarentaal als volwaardige taal voor veel doven (Janse [&] Doornkate) en aan het stigma dat zij ervaren in de ggz (De Clerck [&] Willems).
Een hardnekkig vooroordeel over meertaligheid is dat kinderen een taalachterstand oplopen als ouders met een migratieachtergrond geen Nederlands/Vlaams spreken met hun kinderen. Het tegenovergestelde is waar. De taalwetenschap leert ons dat juist kinderen die geen enkele taal vloeiend leren spreken van hun ouders, grote problemen houden bij het verwerven van taal. Het advies aan ouders moet dan ook zijn: leer je kinderen een taal die je zelf als moedertaal beheerst. Dat Nederlands leren ze op school wel.
Conclusie
Voor psychiaters is het belang van taal in de praktijk altijd evident geweest. Desondanks is taal weinig systematisch als onderwerp van onderzoek in de psychiatrie naar voren gekomen. De laatste decennia zien we echter een inhaalslag. Dit themanummer is daar een voorbeeld van en we hopen dat het u inspireert om de samenhang van psychiatrie en taal opnieuw te beschouwen. Naast het advies om uw kennis over het vele onderzoek op dit gebied te vermeerderen, kunnen we tot slot reeds twee praktische aanbevelingen doen. Wellicht vanzelfsprekend, maar we willen toch benadrukken dat het werken met tolken bij anderstaligen een duidelijke meerwaarde heeft. En laagdrempelig logopedisch onderzoek doen, zowel bij kinderen als volwassenen, kan leiden tot betere diagnostiek en behandeling.
We hopen dat na het lezen van dit themanummer niet alleen het belang van taal in de psychiatrie duidelijk is, maar ook de mogelijkheden voor toekomstige toepassingen ervan in de praktijk.
literatuur
1 Crow TJ. Schizophrenia as the price that Homo sapiens pays for language: a resolution of the central paradox in the origin of the species. Brain Res Brain Res Rev 2000; 31: 118-29.
2 Walsh I, Regan J, Sowman R, e.a. A needs analysis for the provision of a speech and language therapy service to adults with mental health disorders. Ir J Psychol Med 2007; 24: 89-93.
3 Barona-Lleo L, Fernandez S. Hyperfunctional voice disorder in children with attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). A phenotypic characteristic? J Voice 2016; 30: 114-9.
4 Goldstein H. Communication intervention for children with autism: A review of treatment efficacy. J Autism Dev Disord 2002; 32: 373-96.
5 Parsons L, Cordier R, Munro N, e.a. A systematic review of pragmatic language interventions for children with autism spectrum disorder. PloS One 2017; 12: e0172242.
6 Bedi G, Carrillo F, Cecchi GA, e.a. Automated analysis of free speech predicts psychosis onset in high-risk youths. NPJ Schizophrenia 2015; 1: 15030.
7 Corcoran CM, Carrillo F, FernándezāSlezak D, e.a. Prediction of psychosis across protocols and risk cohorts using automated language analysis. World Psychiatry 2018; 17: 67-75.
Auteurs
Janna de Boer, taalwetenschapper en arts in opleiding tot psychiater, UMC Utrecht, en promovenda, UMC Groningen.
Boudewijn Bus, psychiater, opleider psychiatrie, epidemioloog B, hoogspecialistisch centrum voor hersenletsel en neuropsychiatrie Huize Padua, GGZ Oost-Brabant.
Zeno Van Duppen, psychiater, filosoof, psychoanalytisch psychotherapeut en docent Psychiatrie, KU Leuven en UPC KU Leuven.
Jürgen De Fruyt, psychiater, dienst Psychiatrie-psychosomatiek, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV.
Mariken de Koning, taalwetenschapper en psychiater, Herstelondersteunende Vervolgklinieken, Mentrum, onderdeel van Arkin; senior onderzoeker, Arkin, Amsterdam.
Rien Van, psychiater, opleider psychiatrie, Arkin, directeur behandelzaken, NPI, onderdeel van Arkin, Amsterdam, en hoofdredacteur Tijdschrift voor Psychiatrie.
Frank Wijnen, taalwetenschapper, hoogleraar Psycholinguïstiek, Universiteit Utrecht.
Correspondentie
Janna de Boer (j.n.de.boer-18@umcutrecht.nl)
Geen strijdige belangen meegedeeld.