Statistische richtlijnen
- Geef aan of het om een beschrijvend/verkennend onderzoek of om een toetsend onderzoek gaat.
- Geef naast informatie over statistische significantie ook informatie over klinische relevantie door indicatoren op te nemen die iets zeggen over de grootte van het verschil of het effect, bijvoorbeeld relatief risico (RR), oddsratio (OR), ‘numbers needed to treat’ (NNT), gestandaardiseerde effectgrootte (d-waarde), correlatiecoëfficiënt, of hoeveelheid verklaarde variantie van een (multivariaat) model.
- Weet dat ‘niet statistisch significant’ niet hetzelfde is als ‘aangetoond geen effect’.
- Geef indien mogelijk naast of in plaats van een p-waarde (ook) een betrouwbaarheidsinterval (bijvoorbeeld: 95%-BI).
- Houd bij het kiezen van het significantieniveau altijd rekening met zowel type I- als type II-fouten en met het aantal toetsen dat in de hele studie wordt of zal worden uitgevoerd (pas eventueel het significantieniveau aan voor meerdere toetsen, bijvoorbeeld met correctie volgens Bonferroni).
- Houd bij de keuze van significantietoetsen rekening met de aard van de variabele (bijvoorbeeld categoraal of dimensioneel) en met de verdeling van de variabele in de onderzoekspopulatie.
- Geef bij causale interpretaties altijd aan of en voor welke variabelen er is gecorrigeerd om vertekening door de aanwezige verstorende variabelen (‘confounders’) te minimaliseren.
Wim van den Brink
Maarten Koeter