We zijn God niet. Pleidooi voor een nieuwe psychiatrie van samenwerking
Leuven Amsterdam,
LannooCampus, 2021
203 pagina’s,
ISBN 978-94-014-8100-7,
€ 29,99
Hoe is het gesteld met de ggz in de zogenaamde WEIRD-landen (westers, hoogopgeleid, geïndustrialiseerd, rijk, democratisch)? Inderdaad, weird. Hoe komt het dat bijvoorbeeld in Nederland 20% van de populatie psychische klachten vertoont, maar slechts 7 à 8% in de ggz terechtkan?
Beide auteurs, allebei ervaren in hun specifieke expertise, nemen een krachtig standpunt in: de uitgangspunten van ervaringskennis en de uitgangspunten van de traditionele ‘psy-wetenschap’ liggen veel dichter bij elkaar dan doorgaans wordt gedacht (p. 18). De auteurs spreken van ervaringsconvergentie. Om dit te kunnen plaatsen, is een verruimend denkkader nodig waarin het existentiële en spirituele evenveel waarde hebben als het bekende biopsychosociale denken. Met dien verstande dat biologie in de juiste proportie (h)erkend wordt: genetica van het psychisch lijden en het brein zijn voorwaardelijk voor het mentale (wel)zijn. Ook de psychologie én de context van psychisch lijden krijgen uitgebreid aandacht. Met het ruime perspectief dat de auteurs hanteren, weerstaan ze de verleiding van een wetenschap om het gat van het niet-weten te vullen met bio-babble of psycho-babble (p. 198).
Voorgaande analyse en exploratie zijn noodzakelijk om tot de kern van het boek te komen: wat is het pleidooi voor een nieuwe psychiatrie van samenwerking?
Cocreation is the word. In feite is de grondslag … evident. Psychisch lijden is menselijk. Aangezien elk mens vatbaar is voor psychisch lijden is het weerom evident om als medemensen met elkaar om te gaan. De ervaringsconvergentie maakt het mogelijk dat het zelfhelend vermogen van de persoon wordt aangesproken door wat de auteurs treffend het ‘therapeutisch ritueel’ noemen. Het is een metafoor voor dat wat echt werkt, de therapeutische relatie in welke vorm dan ook. Medicus curat natura sanat, wisten de Ouden al.
Het is ook een waarde-volle dynamiek met onmisbare ingrediënten als authenticiteit, mensgerichtheid (voorbij symptoomreductie), deliberate practice (‘een ander woord voor niet-God-willen-zijn’, p. 105) en relationeel werken met naasten vanuit het primaat van het zelfherstellende vermogen.
De auteurs trekken cocreatie door naar de organisatie van de zorg en lanceren het innovatieve ecosysteem mentale gezondheid, gekenmerkt door verantwoordelijkheid voor de hele populatie en multidimensionale transparantie. Dat het wel degelijk hout snijdt, blijkt uit hun concrete uitwerking in tien stappen.
In het slothoofdstuk beschrijven beide auteurs hun persoonlijke weg naar cocreatie. Van authenticiteit en transparantie gesproken.
Dit boek verdient publicaties in alle talen van de WEIRD-landen.
Het is zonder meer baanbrekend en een ‘breinbreker’ van formaat.
Marc Calmeyn, psychiater, Loppem