Cognitieve therapie. Theorie en praktijk (3e ed.)
In dit boek geven Bögels en Van Oppen, in samenwerking met een groot aantal experts op het gebied van psychiatrie en klinische psychologie, een overzicht van het ontstaan, de basisbeginselen en interventiestrategieën van cognitieve therapie. In 2019 is een geheel herziene derde druk op de markt gekomen die beter is toegespitst op de dsm-5 en is aangevuld met de nieuwste inzichten en onderzochte behandeltechnieken zoals onlineversies van cognitieve therapie, trainingen gericht op modificatie van cognitieve bias en metacognitieve therapieën. Daarnaast zijn er behandelmogelijkheden voor slaapstoornissen en verslavingsstoornissen aan deze versie toegevoegd, hetgeen vanwege de prevalentie van deze (comorbide) stoornissen een grote meerwaarde is.
In dit boek beschrijven de auteurs het ontstaan van cognitieve therapie en de met experimentele studies vastgelegde evidentie voor haar achterliggende cognitieve processen. Daarnaast gaan zij uitgebreid in op de verschillende cognitieve technieken voor het in kaart brengen en uitdagen van gedachten, zoals socratisch dialoog, kansberekeningen en kosten-batenanalyses. Deze technieken bespreken zij zowel stoornisoverstijgend als stoornisspecifiek, met uitwerking van behandelmogelijkheden voor alle meest voorkomende psychische en gedragsstoornissen.
Het boek sluit af met een beschrijving van de kennis, therapeutische attitude en competenties waarover een goede cognitieve therapeut volgens de auteurs dient te beschikken. Door het beschrijven van concrete criteria op deze gebieden, biedt dit laatste een unieke en duidelijke richtlijn voor zowel supervisanten als supervisors.
Hoewel de verschillende stoornisspecifieke behandelingen niet sessie voor sessie worden beschreven, is dit boek door de uitgeschreven verbata en heldere praktische beschrijvingen aan te raden voor onervaren therapeuten. Ook voor de gevorderde therapeut biedt het boek, door de integratie van de nieuwste inzichten, beschreven therapeutische valkuilen in de behandeling en empirische onderbouwing, voldoende mogelijkheden tot verdieping. Daarnaast maakt dit het boek zeer bruikbaar als naslagwerk.
Dit boek richt zich voornamelijk op cognitieve therapie en in mindere mate op gedragstherapeutische technieken. Dit kan als nadeel beschouwd worden, omdat de meeste richtlijnen naast de cognitieve technieken ook gedragstherapeutische technieken als behandeling van eerste keus voorschrijven. Dit lossen Bögels en Van Oppen ten dele op door deze technieken wel kort te beschrijven en te verwijzen naar relevante literatuur voor verdere verdieping in de gedragstherapie.
Wat dit boek onderscheidt van andere boeken in zijn soort is de actualiteit van de empirisch onderbouwde inzichten en technieken en de compleetheid van de interventiestrategieën van de cognitieve therapie. Daarbij gaan de auteurs uitvoerig in op de behandeling van o.a. psychotische stoornissen, trauma en eetstoornissen. Daarnaast maken het heldere taalgebruik en de overzichtelijke lay-out het boek prettig leesbaar en goed te gebruiken in de dagelijkse praktijk. Kortom, het boek is zeker aan te raden voor eenieder die zich bezighoudt met cognitieve therapie, voor zowel degenen met ervaring als degenen zonder.
W.A. van Eeden, promovendus psychiatrie