Sublinguaal atropine bij clozapine-geïnduceerde sialorroe: literatuuroverzicht en twee gevalsbeschrijvingen
achtergrond Ongeveer 30% van de patiënten die clozapine innemen, ervaart hinder van sialorroe, met belangrijke medische en psychosociale implicaties. Systemische behandelingen blijken tot nog toe weinig succesvol en hebben bovendien een ongunstig bijwerkingenprofiel.
doel De evidentie voor het gebruik van lokaal atropine bij clozapinegeïnduceerde sialorroe (cis) en sialorroe van andere etiologie achterhalen met de laatste literatuur.
methode PubMed en Google Scholar werden gebruikt met de zoektermen ‘sialorrhea’, ‘clozapine’, ‘atropine’ om de bestaande literatuur te onderzoeken over het lokaal gebruik van atropine bij cis, maar ook bij sialorroe van andere etiologie. Ook twee casussen worden besproken.
resultaten Op een totaal van 24 patiënten werd bij 21 patiënten een gunstig effect op cis gevonden met sublinguaal toegediende atropineoogdruppels 1% of ipratropiumbromide (als neusspray 0,03%). Als bijwerkingen werden xerostomie, hinderlijke nasmaak en korte werkingsduur van de oogdruppels gerapporteerd. 67 patiënten behandeld met lokaal atropine voor sialorroe van andere oorsprong werden gevonden, met globaal een gunstig effect en weinig bijwerkingen.
conclusie De sublinguale toediening van atropine lijkt doeltreffend en veilig in de behandeling van cis, maar ook bij sialorroe van andere etiologie. De dosering bedraagt doorgaans 1-2 oogdruppels 1 tot 3 keer per dag.