Het meten van verandering tijdens behandeling voor eetstoornissen: een vergelijking van algemene en specifieke vragenlijst
achtergrond Het meten van klachten en symptomen van patiënten is een vast onderdeel geworden van de dagelijkse klinische ggz-praktijk (routine outcome monitoring; rom). Vragenlijsten dienen een hoge responsiviteit te hebben (gevoelig te zijn voor verandering). De veelgebruikte generieke vragenlijst Brief Symptom Inventory (bsi) heeft die, maar voor patiënten met een eetstoornis is het mogelijk informatiever om een vragenlijst te gebruiken die beter aansluit bij de primaire klachten.
doel Onderzoeken of er een verschil is in responsiviteit tussen de bsi en de Eating Disorder Examination Questionnaire (ede-q), een specifieke vragenlijst voor eetstoornissen, bij een groep patiënten met een primaire eetstoornis.
methode Van een steekproef van 1062 patiënten met een primaire eetstoornis volgens de dsm-iv werden de eerste twee rom-metingen van iedere patiënt gebruikt. Met variantieanalyse werd getoetst of er een significant verschil bij voor- en nameting was en of de vragenlijsten verschilden in gevoeligheid voor verandering in de tijd. Patiënten werden gecategoriseerd in vier groepen (hersteld, verbeterd, onveranderd en verslechterd) en vervolgens werd gekeken of er wat betreft de proporties verbeterde of herstelde patiënten een verschil was tussen de twee vragenlijsten.
resultaten De ede-q bleek veel gevoeliger voor veranderingen dan de bsi in deze patiëntengroep. Het percentage patiënten in de categorie ‘hersteld’ en ‘verbeterd’ was hoger bij de ede-q dan bij de bsi. Dit zelfde beeld kwam naar voren voor de verschillende eetstoornissubtypes.
conclusie Het maakt uit welke vragenlijst men gebruikt om beloop en uitkomst van behandeling te meten. Indien men wil bepalen of patiënten vooruitgaan in behandeling, is het belangrijk om gebruik te maken van een vragenlijst die aansluit bij de klachten en symptomen die focus zijn van de behandeling, zoals het verminderen van de eetstoornissymptomen.