Bipolar disorder
Een klein boekje van een grote meneer: Stephen Strakowski is een expert met een paar honderd publicaties, nagenoeg allemaal over de bipolaire stoornis, achter zijn naam. Dit boekje schreef hij voor clinici, zowel voor degenen die veel ervaring hebben met de behandeling van bipolaire stoornissen, als voor degenen die er nauwelijks iets van af weten.
Het boekje komt al deze clinici zeker tegemoet. Het kleinood heeft de allures van een tekstboek, met hier en daar zelfs informatie die niet altijd in de dikkere boeken is te vinden. Over migraine bijvoorbeeld, die vaak voorkomt en het verloop van de bipolaire stoornis negatief beïnvloedt en ook daarom alle aandacht verdient. In amper dertien kleine bladzijden passeert de neurofysiologie van de bipolaire stoornis en krijg je een zicht op de stand van zaken van beeldvormend onderzoek.
De tekst is wetenschappelijk, maar heel helder geschreven en doorspekt met klinische ervaring. Wetenschappelijke data worden vlot vertaald naar de dagelijkse praktijk. Strakowski pleit resoluut voor behandeling, van meet af aan. Het feit dat een manie in 80% van de gevallen een klassiek verloop van een bipolaire stoornis voorspelt, moet ons realistische verwachtingen doen hebben, ook als na een eerste manie een jarenlange goede periode volgt. De behandeling bestaat uit psychosociale aanpak en biologische strategieën. En ook hier vult de auteur in enkele regels een leemte die andere boeken vaak wel laten. Hij gaat niet voorbij aan het belang van de minder voor de hand liggende behandelingen zoals elektroconvulsietherapie (ect), en hij stelt dat ect niet alleen een antimanische en antidepressieve behandeling is, maar tevens een unieke rol speelt bij de behandeling van ernstige episodes tijdens de zwangerschap.
Aan het begin belooft het boek een ‘programmatic approach’ waarin alle facetten van diagnostiek en behandeling zijn geïntegreerd. Doel is om de ‘symptom chasing approach’ tegen te gaan, want deze leidt al te vaak tot onnodige en ongewenste medicamenteuze aanpassingen. Maar juist op dit vlak stelt het boekje teleur. Het programma komt niet verder dan het advies een omvattend diagnostisch assessment te doen, het verloop van de aandoening in kaart te brengen (mood charting), blijvend aandacht te hebben voor veiligheid (in het kader van suïcidaliteit, impulsief en agressief gedrag), zowel acute episoden als restsymptomen grondig aan te pakken, een steunend netwerk uit te bouwen en therapietrouw te bevorderen. Zover waren we al, toch?
P. Sienaert