Clinician’s Thesaurus (7de druk)
Volgens mijn Van Dale Groot woordenboek Engels-Nederlands (1984) is een thesaurus een (vak)woordenboek of encyclopedie, een lexicon, een schatkamer of een woordenboek van synoniemen. Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal (1992) voegt daar onder andere aan toe: een groot, volledig woordenboek, een lijst van termen te gebruiken bij bepaalde werkzaamheden.
Dit boek voldoet aan al deze betekenissen. Vooral aan de laatste betekenis: een lijst vaktermen. Maar dan wel een tot de nok volgeladen schatkamer vol termen en hun synoniemen. Zo vol, dat het je al snel gaat duizelen.
De auteur is een klinisch psycholoog, die ons overigens meedeelt dat hij in een kleine boerderij in Pennsylvania woont met zijn vrouw en hun paarden, kippen, honden, katten, ganzen en eenden. Goed om te weten. Hij geeft een uitputtend overzicht van alle mogelijke vragen die je kunt stellen en bedsidetesten die je kunt doen bij het psychiatrisch/psychologisch onderzoek, van alle mogelijke termen die je kunt gebruiken om de psychiatrische symptomen, gedragingen en syndromen van de patiënt te beschrijven en van de manier waarop je verslag legt van je onderzoek.
In het laatste deel presenteert hij nog ‘formats’ voor behandelplan en rapportage, een grote lijst verwijzingen naar boeken over alle mogelijke behandelingen, een lijst van psychofarmaca met doseringen, een opsomming van somatische oorzaken van verschillende psychiatrische stoornissen en ten slotte allerlei Amerikaanse afkortingen zoals dnka (did not keep appointment), dod (date of death) en idsi (involuntary deviate sexual intercourse). Dit alles kan beschouwd worden als een soort enorme checklist, aldus de auteur. En: ‘Students love this book … (almost) everything they will need is in this book.’
Het boek heeft me aanvankelijk vooral verbijsterd. Ik werd er wat lacherig van. Wat een dwangmatige perfectionist! Zelfs voor mij, toch een psychiatertaalliefhebber, wel wat veel van het goede.
Maar al lezend (hoewel je niet echt van lezen kunt spreken bij zo’n opsomboek) kreeg ergernis bij mij de overhand. Natuurlijk staat er veel nuttigs is. Ik zal het nog wel eens opslaan bij het schrijven van een volgend leerboek. Maar wat heeft het voor zin om 23 synoniemen te geven voor ‘coöperatief’? En waarom ontbreekt elke systematiek – behalve dan een alfabetische - in de opsommingen van termen? En waarom gooit de auteur alles door elkaar: anamnese en onderzoek, inhoud en vorm, oorzaak en symptoom (bijvoorbeeld ‘seksueel misbruikt worden’ als symptoom)?
Mijn ergernis bereikte zijn hoogtepunt toen ik na 275 bladzijden was toegekomen aan hoofdstuk 21: ‘Diagnostic statement/impression’. Alleen maar de dsm-iv-tr- en icd-9-cm-classificaties en de vijf assen van de dsm-iv-tr! Wat een deceptie. Waarom zou je die hele schatkamer vol termen moeten doorploegen om ten slotte alleen een classificatiediagnose te stellen?
Enfin, niet kopen dus. We hebben in Nederland zo’n boek niet nodig. Vooral niet in de bibliotheken van eigentijdse ggz-instellingen waar jonge, goedkope niet-psychiaters de psychiatrische diagnoses mogen stellen.
M.W. Hengeveld