Etienne De Greeff. 1898-1961. Psychiater, criminoloog en romanschrijver. Leven, werk en huidige betekenis
Joris Casselman heeft met dit Nederlandstalig boek over de vooral Franstalige Etienne De Greeff (1898-1961) een gedegen bijdrage geleverd aan de geschiedschrijving van de psychiatrie en criminologie of forensische psychiatrie. Het belang van deze brede studie ligt niet slechts in een kennisneming van het leven, het werk en de huidige betekenis van een psychiater die naam had in een bepaalde regio van de wereld of in een bepaalde tijd, zoals Etienne de Greeff in België. Want wie zou zijn naam zelfs daar nog kennen? De draagwijdte van een dergelijk werk is veel groter dan de persoon in kwestie alleen, doordat er talloze verbindingen met anderen, met zaken en met gebeurtenissen gelegd kunnen worden.
Casselman, zelf psychiater, psycholoog, seksuoloog en emeritus hoogleraar aan de K.U. Leuven, maakt aan de hand van De Greeff duidelijk hoeveel meer dan kale academische kennis alleen bepalend is voor de alledaagse praktijk van de psychiater, of ook hoe vorming van deze kennis afhangt van de persoonlijke geschiedenis van een psychiater.
Hij tekent het leven, het werk en de huidige betekenis van psychiater, criminoloog en romanschrijver Etienne De Greeff minutieus uit, en daartoe doet hij niet alleen literatuuronderzoek, maar neemt ook interviews af en toont foto’s. Dat leven voltrekt zich rond twee wereldoorlogen en de tijd ertussen. Dat werk is verbonden aan kloosterpsychiatrie, de Katholieke Universiteit van Leuven en het Belgische gevangeniswezen.
In zijn werk zijn het meest betekenisvol – en wereldwijd herleidbaar op De Greeff – het interdisciplinair karakter van onderzoek van de persoon en de beschrijving van criminogenetische processen.
De huidige betekenis van De Greeff is zijn boodschap dat de psychiater niet alleen biologisch te werk moet willen gaan, maar ook fenomenologisch en psychodynamisch. De psychiater zou weer behoren te beseffen hoezeer een eigen mensvisie meekomt in de alledaagse psychiatrische praktijkvoering, en dit mensbeeld behoren te expliciteren, voor zichzelf, maar ook voor anderen. Het uitkomen voor en het verkennen van zijn eigen mensbeeld deed De Greeff met name in zijn romans en artikelen in literaire tijdschriften.
Het boek verdient een groot lezerspubliek en kan bijdragen aan een vernieuwd besef van de historiciteit van de psychiatriebeoefening. Het is kloek, want met 745 voetnoten, 11 hoofdstukken, bijlagen en samenvattingen in het Nederlands, het Frans en het Engels, een vraagstelling en zoveel meer imponeert het als een heus proefschrift, en dus als een boek dat men niet slechts lezen moet, maar ook waarín men lezen kan.
J.W.G. Meissner