Reflective Interpersonal Therapy for Children and Parents
Het boek opent met een mooi oud Joods verhaal: Een oude man ziet een jongeman zeesterren op het strand oprapen en ze in zee gooien. Hij haast zich naar hem toe en vraagt waarom hij dit doet. De jongeman antwoordt dat anders de zeesterren uitdrogen en zullen sterven. De oude man, wat verbaasd, repliceert: 'Maar het strand strekt zich mijlenver uit en er zijn miljoenen zeesterren. Hoe kan je inspanning enig verschil maken?' De jongeman bekijkt rustig de zeester in zijn hand, smijt ze in zee en zegt: 'Het maakt een verschil voor deze'. Dit is wat dit boek beoogt: een verschil maken niet voor iedereen, maar voor kinderen tussen 5 en 10 jaar oud die kampen met ernstige (oppositioneel- opstandige) gedragsstoornissen. Daarbij richt het zich eigenlijk vooral op het therapieresistente uiteinde van dit spectrum. Volgens de auteur werd juist voor deze kinderen en hun ouders de beschreven therapie, de 'reflectieve interpersoonlijke therapie voor kinderen en hun ouders' of kortweg ricap, ontwikkeld. De hoofddoelstelling van ricap is tweeërlei. Bij de kinderen poogt ricap vooral de capaciteit tot reflectie en zelfreflectie te stimuleren en hun gedrag beter af te stemmen op de resultaten van die reflecties. Bij de ouders focust ricap zich vooral op het beter begrijpen van de state of mind van het kind en op het beter begrijpen van hoe het kind gebeurtenissen en relaties begrijpt, om vervolgens beter hun interacties op het kind af te stemmen. De praktijk is vrij origineel en verrassend. De kinderen maken tekeningen van zichzelf, het gezin, activiteiten met hun ouders, het probleem of hun gedachten. Die worden gebundeld in een boek, samen met een weerslag van de therapeutische dialogen, verhalen en interpretaties. Het vormt een geheugensteun en is een dynamisch naslagwerk. De ouders bespreken gedurende elke sessie een goede en een moeilijke episode met het kind. De therapeut verwerkt nadien het therapeutische werk van de sessies in een brief die hij of zij naar de ouders stuurt. Opmerkelijk is dat de verhalen zowel bij het kind als bij de ouders steevast in de derde persoon worden opgetekend. Dit heeft niet alleen een veiligheidsaspect, maar het dwingt de lezer ook in een reflecterende metapositie. Het therapeutisch werk gebeurt bij het kind (in 12 wekelijkse sessies) en bij de ouders (in 6 tweewekelijkse sessies) afzonderlijk en met een andere therapeut. Aan de hand van een aantal afzonderlijke hoofdstukken die telkens focussen op een ander thema, zoals reflectie, gehechtheid, kwaadheid, geheugen, probleemoplossing en metaforen, wordt ricap uitvoerig beschreven. Het boek eindigt met een uitgebreide casus. Dit boek is op zich reeds de moeite waard. Het geeft nieuwe perspectieven en handvatten aan die hulpverleners die aan de slag gaan met deze zeer moeilijke en moeilijk behandelbare groep van kinderen en hun ouders. Tegelijkertijd stijgt dit boek niet uit boven het niveau van een eindeloze aaneenschakeling van klinische vignetten, die niet altijd overtuigen en zichzelf vaak herhalen. Een degelijke theoretische onderbouw en een kritische reflectie ontbreken. Ondanks een aantal leuke ideeën prikkelt dit boek daardoor onvoldoende.
G.M.D. Lemmens