Psychopathologie. Grondslagen, determinanten, mechanismen. In de serie Psychiatrie & Filosofie
Eindelijk weer eens een Nederlandstalig werk dat zich grondig over psychopathologie bezint. Van der Stel (doctor in de sociale wetenschappen, onderzoeker en associate lector) baseert zich uitdrukkelijk op de ontologische en epistemologische ideeën van filosoof Mario Bunge (1919, Buenos Aires). Vooral diens opvattingen van emergent materialisme vormen de eerste pijler voor deze studie. Bunge onderkent dat in de vorming van systemen nieuwe eigenschappen op hoger niveau ontstaan die de onderdelen zelf missen (emergentie). Dit is ook het geval voor psychische processen die emergeren vanuit de hersenen. De tweede pijler is de aansluiting met de neuropsychologie om het concept 'psychopathologie' helderder te maken. Hij houdt in het hele boek een pleidooi om functies als bruggenhoofd van zowel de theorie, het onderzoek als het klinische beeld van de psychopathologie voorop te stellen. De fundamenten zélf van een waardevol concept over psychopathologie worden door het systeemdenken aangereikt. Dit overstijgt individualisme en atomisme, maar mag niet met holisme verward worden (p. 54). De verbinding met biologie (in de betekenis van het biotische, de levende biologie) leidt tot reflectie over biosystemen als dynamische eenheden. De dynamische opvatting van psychopathologie vloeit derhalve uit deze gegevenheid voort. Dit werkt de auteur uit aan de hand van de triade van tijdsperspectieven in biosystemen: de actuele werking, de ontwikkeling en de evolutie. Is enkel het eerste (actuele toestand) van kracht, dan belandt psychiatrie in de classificerende en descriptieve modus. Logischerwijze wordt de dsm- 'filosofie' aan een grondige kritische analyse onderworpen, zowel ontologisch als epistemologisch, waarbij de structurele gebreken van deze classificatie helder uit de doeken worden gedaan. De exploratie van de tweede werking, de ontwikkeling, leidt tot een interessant opnieuw overdenken van het concept 'ontwikkelingsstoornis' en de gevolgen o.a. voor behandeling: als dynamisch concept wil het een deterministische behandelvisie weerleggen. Vervolgens gaat Van der Stel uitgebreid in op de bijdrage van de evolutionaire psychologie en psychiatrie. Hij vindt dat de concrete vertaling naar kliniek en diagnostiek nog in de kinderschoenen staat. Hiermee gerelateerd zijn de grondige reflecties over de rol van erfelijkheid meer dan het lezen waard, omdat ze een einde maken aan een reductionistisch denken over erfelijkheid van psychiatrische aandoeningen. De even belangrijke rol van epigenetische factoren wordt overtuigend uitgelegd. Dit samenspel van genetica en epigenetica biedt daarenboven voldoende uitleg over de discordantie van erfelijke fenomenen bij monozygote tweelingen. In feite kan dit boek als een naslagwerk over psychopathologie fungeren, als de lezer er maar rekening mee houdt dat vooral emergent materialisme de basis van dit lijvige, maar aan te bevelen werk is. Het zou mooi zijn als een volgend boek in de reeks Psychiatrie & filosofie een dialoog tussen deze auteur en de andere belangrijke denker uit deze reeks over philosophy of the mind, Guus Labooy, zou zijn. Deze laatste wil het emergentisme overstijgen vanuit het concept van de mens als 'unitas compositum' (Duns Scotus), lichaam en geest als eigen entiteiten die niet zonder elkaar kunnen. Daardoor vindt hij meer aansluiting bij psychopathologie die de mens áls mens treft. U leest het, dit boek nodigt uit tot reflectie, wat essentieel is voor onze klinische en theoretische zoektocht…
M. Calmeyn