Behandeling van de depressieve stoornis en comorbide persoonlijkheidspathologie: gecombineerde therapie versus farmacotherapie
achtergrond Comorbiditeit van de depressieve stoornis en persoonlijkheidsstoornissen komt vaak voor. In de literatuur worden percentages van circa 50 tot bijna 80% beschreven. Ook binnen het Mentrum-depressieonderzoek waar dit artikel op gebaseerd is, wordt een hoog percentage (66%) gevonden. Er is geen eenduidige behandelmethode aanbevolen in de literatuur en er bestaan verschillende meningen over de vraag of persoonlijkheidspathologie een ongunstige invloed heeft op de effectiviteit van de behandeling van depressie.
doel Een vergelijking van de resultaten van behandeling met gecombineerde therapie en met farmacotherapie bij patiënten met depressie met en zonder persoonlijkheidsstoornis.
methode Dit onderzoek betreft een 6 maanden durend gerandomiseerd klinisch onderzoek van farmacotherapie (n = 84) en combinatietherapie (n = 83) bij ambulante patiënten met depressieve stoornis en een beginscore van ten minste 14 punten op de 17-item-Hamilton Rating Scale for Depression. De farmacotherapie voorziet in 3 achtereenvolgende stappen in geval van intolerantie/onwerkzaamheid: fluoxetine, amitriptyline en moclobemide. De combinatietherapie omvat daarnaast 16 zittingen kortdurende psychodynamische steungevende psychotherapie. Eventuele persoonlijkheidspathologie wordt vastgesteld met behulp van de Vragenlijst Kenmerken Persoonlijkheid. Analyses van (co)variantie en van chi-kwadraattoetsen zijn toegepast om de verschillen tussen de beide behandelcondities in de groep met en de groep zonder persoonlijkheidspathologie te onderzoeken.
resultaten Gecombineerde therapie is werkzamer dan farmacotherapie bij depressieve patiënten met persoonlijkheidsstoornissen. Bij patiënten zonder persoonlijkheidspathologie heeft gecombineerde therapie geen significante meerwaarde boven farmacotherapie alleen.
conclusie De combinatie van psychotherapie met farmacotherapie is een werkzame behandelmethode voor depressieve patiënten met comorbide as-II-stoornissen.