Noodzakelijkheid, werkzaamheid en doelmatigheid van psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen: empirische evidentie
achtergrond Behandelmogelijkheden voor persoonlijkheidsstoornissen verschillen aanzienlijk in termen van setting, duur en intensiteit. Hierdoor ontstaan ook verschillen in de verhouding tussen kosten en effecten - de kosteneffectiviteit. Zowel vanuit patiëntperspectief als vanuit maatschappelijk perspectief is het daarom wenselijk dat therapiekeuzes empirisch onderbouwd worden. De Trechter van Dunning, een bekend model voor besluitvorming in de zorg, biedt hiervoor een richtsnoer.
doel Het in kaart brengen en integreren van empirische evidentie op het gebied van psychotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen betreffende de vier onderdelen van de Trechter van Dunning: noodzakelijkheid, werkzaamheid, doelmatigheid en eigen rekening en verantwoording.
methode Naast literatuuronderzoek in PubMed en Psycinfo met de zoektermen 'personality disorder', 'psychotherapy', 'effectiveness', 'cost-effectiveness', 'cost-benefit analysis', 'dose-effect relations' en 'efficacy',werd er een handmatig literatuuronderzoek uitgevoerd.
resultaten De noodzakelijkheid van behandeling wordt onderbouwd door eerste resultaten die wijzen op de grote ziektelast die persoonlijkheidsstoornissen met zich meebrengen. De werkzaamheid van psychotherapeutische behandelingen is inmiddels overtuigend empirisch aangetoond. Voorlopige resultaten duiden er ook op dat psychotherapie kosteneffectief is, maar state-of-the-art-kosteneffectiviteitonderzoek ontbreekt nog.
discussie en conclusie Psychotherapeutische behandelingen voor patiënten met persoonlijkheidsstoornissen blijken werkzaam en er zijn inmiddels sterke aanwijzingen gevonden dat deze zorg ook noodzakelijk en doelmatig is. Deze bevindingen staan in schril contrast met de recente bezuinigingen op de psychotherapie. Voor toekomstige beleidsbeslissingen is er meer onderzoek nodig dat kennis uit de verschillende terreinen van de Trechter van Dunning integreert.