Shell Shock to ptsd. Military psychiatry from 1900 to the Gulf War. In de reeks Maudsley Monographs,nr. 47
De vraag of militaire traditie terug moet naar 'stiff upper lip control', blijft in dit boek over de historie van de posttraumatische stressstoornis (ptss) en andere aan stress gerelateerde stoornissen in de lucht hangen. Met af en toe een cynische noot, is het een goed gedocumenteerd en kritisch overzicht van wat in wisselende mate - afhankelijk van of er 'voldoende oorlog' was - in de belangstelling heeft gestaan rondom psychische gevolgen van oorlog bij militairen. ptss heeft zich in de vele oorlogen van de laatste honderd jaar in vele gedaanten vertoond en is in velerlei terminologie beschreven. Van de shellshock- theorie in de Eerste Wereldoorlog tot en met de eerste beschrijving in de dsm-iii in 1980 was de aandoening in de kern gelijk. Sommige symptomen waren en zijn meer tijdgebonden en cultureel bepaald. De hysterische aspecten overheersten in en na de loopgravenoorlog van 1914-1918 en de herbelevingen en nachtmerries overheersten na de Vietnamoorlog. De prevalentie van psychische slachtoffers blijft in de tijd nagenoeg gelijk. De zorg voor deze categorie - al of niet onder druk van veteranenorganisaties - drukt achteraf langdurig een stempel op de samenleving. De prijs dient betaald te worden. De laatste 10 jaar was er, naast aandacht voor ptss, opnieuw veel aandacht voor somatische klachten na militaire missies: Golfoorlogsyndroom, junglesyndroom, Cambodjasyndroom. Deze syndromen met een cluster van klachten, die medisch onverklaard bleven, hadden geen posttraumatisch gezicht. De klachten werden aanvankelijk toegeschreven aan vervuilde compounds, verarmd uranium, of mixen van vaccins of malariamedicatie, zonder dat daarvoor na uitgebreid en onafhankelijk onderzoek bewijs kon worden geleverd. De cirkel van de geschiedenis openbaart zich in dit boek. Was er in de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog rond 1870 niet al sprake van een irritable heart syndrome in en na militaire campagnes? Zo volgden bij alle oorlogen wel klachtenpatronen die vergelijkbaar waren met latere syndromen. In de huidige psychiatrische literatuur wordt deze groep functionele syndromen aangeduid als lok (lichamelijk onverklaarde klachten, 'medically unexplained'). In hun boek blijven Jones en Wessely ver af van biologische theorieën over lok en ptss en dat doet geen recht aan de vele onderzoeken die er op dit gebied in de afgelopen jaren zijn geweest, waarbij immunologische en biologische stresssystemen nauwkeurig onder de loep zijn en worden genomen. 'De preventie van psychiatrische stoornissen bij militairen in oorlog, missie of uitzending heeft weinig succes gehad in het verleden en dat zal waarschijnlijk zo blijven', schrijven Jones en Wessely in hun conclusie. De enige goede vorm van preventie is militairen niet uit te zenden en geen oorlog te voeren: 'like it or not, war is a stressfull business'! Gelukkig komt het grootste deel van de militairen gezond terug van hun missies. Slechts een klein percentage valt ten prooi aan ptss. ptss is, stellen de auteurs, ook in de civiele maatschappij een hausse en opvallend genoeg is desondanks het percentage bij militairen niet echt gestegen. Nederland blaast in de internationale gemeenschap een behoorlijk militair partijtje mee en ook onze samenleving gaat toenemend merken dat er veteranen met problemen zijn, voor wie zorg nodig is, in toenemende mate ook in de civiele ggz. Dit boek is een hulpmiddel om huidige inzichten over ptss en lok en de behandeling ervan bij militairen en veteranen in historisch perspectief te zien. Een nadeel is dat het voornamelijk vanuit een epidemiologisch en psychologisch perspectief is geschreven en dat het biologische perspectief niet aan bod komt. De vraag of de traditie van een 'stiff upper lip control' als preventief middel niet hersteld moet worden blijft in dit boek onbeantwoord. Persoonlijk denk ik van niet.
F. Unck