Wat dwang met je doet
Dit boek richt zich tot patiënten met een obsessieve compulsieve stoornis (ocs) en hun familie. De auteur profileert zich als een psychotherapeut die werkt in de gereformeerde geestelijke gezondheidszorg en kiest opvallend voor een christelijk gereformeerde invalshoek voor de beschrijving van dwang en de behandeling ervan. Hij besteedt expliciet aandacht aan de rol van het geloof, welke wisselwerking dit heeft met de visie van de patiënt op dwang en hoe het de behandeling kan beïnvloeden. Het eerste deel van het boek bevat vijf interviews met gereformeerde patiënten die gebukt gaan onder diverse soorten dwang. Het zijn persoonlijke relazen die eerlijk de dagelijkse praktijk van dwang en behandeling belichten. Ze laten zien hoe mensen gevangen zitten in dwang en hoe families soms meegesleept worden in de dwang, en soms juist niet. Ze beschrijven hoeveel drukte in het hoofd dwang kan geven en hoe angst en dwang alles kunnen opslorpen. Belangrijke bijverschijnselen zoals schaamte en het verbergen van de klachten, de behoefte aan lotgenoten, het fenomeen van het steeds maar uitdijen van de dwang en het soms extreme vermijdingsgedrag voor prikkels die dwanggedachten kunnen oproepen, lopen als een rode draad door de verhalen. Het tweede deel bevat achtergrondinformatie over de diagnose en de psychotherapeutische behandeling van ocs, met ontstaans- en verklaringsmodellen vanuit diverse psychotherapeutische richtingen. Er wordt hier niet steeds even nauwkeurig wetenschappelijk te werk gegaan, vooral niet bij het weergeven van biologische elementen. In de hoofdstukken over de cognitieve en de gedragstherapeutische behandeling komen religieuze aspecten opnieuw aan bod en wordt stilgestaan bij de rol van het geloof en de wisselwerking ervan met de behandeling. De auteur besluit dat de vraag naar betrokkenheid van hogere machten bij het ontstaan van de dwanggedachten een metafysische is, die niet door psychologen beantwoord kan worden. Hij toont aan hoe het inschakelen van het geloof in het verklaringsmodel van de patiënt (zoals 'dwanggedachten zijn afkomstig van de duivel') een onvoorspelbaar effect heeft op het resultaat van de behandeling. Ik kan moeilijk ontdekken waarom voor deze godsdienstige invalshoek van dwang gekozen is en wat de toegevoegde waarde ervan is ten opzichte van andere boeken die geschikt zijn voor psychoeducatie (Baer 2002). Voor niet-gereformeerde patiënten zijn de interviews en de verwijzingen naar de bijbel moeilijk invoelbaar en soms hinderlijk bij het lezen. Aan gereformeerde patiënten wordt geen extra met het geloof verbonden handvat aangereikt, dat hen helpt beter met dwang om te gaan en/of deze te accepteren.
L. Gabriëls