Destigmatisering door deconcentratie?
Een Nederlands bevolkingsonderzoek naar het stigma van psychiatrische
patiënten
achtergrond In slechts weinig bevolkingsonderzoeken naar de stigmatisering van psychiatrische patiënten wordt de invloed onderzocht van de 'deconcentratie' van de ggz.
doel Het meten van de mate van stigmatisering van psychiatrische patiënten en het onderzoeken in hoeverre de deconcentratie van de ggz verband houdt met de mate waarin de bevolking stigmatiseert. methode Een steekproef onder de algemene Nederlandse bevolking (n = 445; respons 30%) en een steekproef onder mensen die nabij een ggz-instelling woonden (n = 367; respons 34%) zijn met elkaar vergeleken. Uitkomstmaten voor stigmatisering waren de wens tot sociale afstand en de mate waarin men stereotiepe kenmerken (totaal 7) toekende aan patiënten.
resultaten Wat betreft de sociale afstand blijkt de bevolking een zekere gereserveerdheid te hebben tegenover psychiatrische patiënten. Men stereotypeert de psychiatrische patiënt vooral als agressief. In de stereotypering differentieert men duidelijk naar de ziektebeelden (schizofrenie, depressie, verslavingsproblematiek, dementie). Tussen omwonenden en de algemene bevolking bestaan geen verschillen in stigmatisering. Wel neigen mensen met persoonlijke ervaring met psychiatrie in mindere mate naar stigmatisering.
conclusie De geografische spreiding van de ggz is niet voldoende voor een destigmatiserend effect. Het deconcentratiebeleid dient meer oog te hebben voor de randvoorwaarden die bestaan voor destigmatiserende contacten tussen patiënt en sociale omgeving.