De invloed van een depressie op het cognitief functioneren
Het cognitief functioneren (intelligentie, aandachtsconcentratie en inprenting) van 67 patiënten met een depressie in engere zin en/of een dysthyme stoornis is onderzocht vóór de aanvang van een medicamenteuze behandeling. Nagegaan is of de prestaties van deze patiënten afwijkend zijn, dat wil zeggen hoe ze zich verhouden tot de normgegevens van een normale populatie. Vervolgens is onderzocht of de ernst van de depressie, bepaald met de Hamilton Depression Rating Scale, van invloed is op de prestaties van verschillende cognitieve tests. De ernst van de depressie vertoont met name een samenhang met het intellectueel functioneren. Wat betreft de aandachtsconcentratie en de inprenting zijn er opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen: bij de vrouwen is er wel een relatie tussen ernst van de depressie en de cognitie; bij de mannen is dit verband nagenoeg afwezig. Vooralsnog is het onduidelijk of het hier om `ware' verschillen gaat of dat het relatief kleine aantal mannen in de steekproef van invloed is op de resultaten. Zestien patiënten zijn na acht weken farmacotherapie opnieuw getest. De gevonden prestatieverbeteringen op verschillende tests kunnen niet worden toegeschreven aan het afnemen van de depressie.