Depressie in de huisartspraktijk. Consequenties voor onderwijs, onderzoek en beleid
Psychiatrisch epidemiologen en huisartsgeneeskundigen voeren de laatste tijd een heftig debat over het voorkomen, de herkenning, de diagnostiek en de behandeling van depressies in de eerste lijn.
Op basis van een evaluatie van de (Nederlandse) literatuur komen de auteurs tot de conclusie dat depressie inderdaad een veel voorkomende stoornis in de eerste lijn is (jaarprevalentie: 55/1000) en dat deze stoornis gepaard gaat met duidelijke beperkingen in het sociale functioneren en een verhoogde kans op suïcide(pogingen). De stoornis is vaak op onontwarbare wijze vermengd met lichamelijke klachten. Dit maakt dat 40-50% niet door de huisarts wordt gesignaleerd, met als mogelijk gevolg een zekere `onderbehandeling'. Bovendien blijken de door de huisarts herkende gevallen slechts in 15-20% van de gevallen als depressie te worden gediagnostiseerd, waardoor de behandeling wellicht minder specifiek is dan mogelijk. Over de effectiviteit van de verschillende specifieke interventies bestaat overigens nog veel onduidelijkheid. De auteurs zijn dan ook van mening dat het nog te vroeg is voor grootschalige voorlichtings- en interventieprogramma's. Wel pleiten zij voor gecontroleerde effectstudies en meer aandacht voor de opsporing, diagnostiek en behandeling van depressies in het onderwijs aan medische studenten en huisartsen in opleiding.