Klinische patiënten met niet-aangeboren hersenletsel in de ggz; inventarisatie van zorgbehoeftes en ontvangen zorg
achtergrond Binnen een aantal ggz-instellingen zijn er in de afgelopen jaren specifieke afdelingen neuropsychiatrie opgericht voor patiënten met niet-aangeboren hersenletsel.
doel Inventariseren van kenmerken van de groep patiënten met niet-aangeboren hersenletsel in ggz-instellingen.
methode Dwarsdoorsnede van de klinisch opgenomen patiënten in de periode augustus 2010-juli 2011. De patiënten met niet-aangeboren hersenletsel werden vergeleken met een steekproef patiënten uit de ggz met behulp van de vragenlijsten uit de Monitor nah-ggz.
resultaten De klinische patiënt met niet-aangeboren hersenletsel kon getypeerd worden als een man van 51 jaar of ouder, met een beroerte of hersentrauma, die pas jaren na het letsel ongeveer 6 maanden opgenomen werd. De patiënt kwam meestal vanuit thuis op verwijzing van een arts en er werd verwacht dat de patiënt weer zou terugkeren naar huis. De patiënt had zowel cognitieve als psychische stoornissen. Er waren veel somatische problemen, maar de fysieke gevolgen waren minimaal. Wel was de patiënt beperkt in sociaal-maatschappelijk en cognitief-affectief functioneren. De frequentie van behandelcontacten was relatief laag en deze contacten waren vooral gericht op dagbesteding. De patiënt kreeg als eerste diagnose ‘cognitieve stoornis nao’. Daarnaast was er vooral sprake van prikkelbaarheid, agitatie, apathie en depressie.
conclusie Deze inventarisatie toont aan dat een hersenletsel patiënt in de ggz specifieke zorg behoeft waarvoor in andere sectoren geen mogelijkheden zijn.