Schemagerichte therapie in de praktijk
Schematherapie heeft in de afgelopen 10 jaar een duidelijke plaats gekregen in het behandelaanbod voor patiënten met persoonlijkheidsstoornissen. De combinatie van cognitief-gedragstherapeutische en experiëntiële technieken, het inzetten van de therapeutische relatie op een empathische ‘ reparenting ’ wijze en de aansprekende terminologie slaan aan bij patiënten en behandelaars. Dit terwijl het deels oude wijn in nieuwe zakken is. Immers, de termen van de schemamodi van ‘kind’ en ‘ouder’ lijken rechtstreeks overgenomen uit de transactionele analyse, die een hype beleefde in de jaren zeventig van de vorige eeuw en nu aan een revival bezig lijkt. Ook de stoeldialogen herkennen we uit de Gestaltbenadering. Het feit dat de werkzaamheid van de schemagerichte therapie via gerandomiseerd onderzoek is aangetoond, draagt zeker bij aan de populariteit.
In dit heel praktische boek wordt geïllustreerd hoe een schemagerichte therapie er in de praktijk uit ziet: bij een overbezorgde verpleegkundige, bij een narcistische mislukte topsporter, bij een dwangmatige vermijder en in relatietherapie. Op een heldere manier wordt de fasering in de behandeling beschreven. Na de indicatiestelling gaan psycho-educatie en diagnostiek – deels met behulp van vragenlijsten – hand in hand. Vervolgens komt de fase van schemaverandering, een langdurig proces: de gemiddelde behandeling duurt 1 tot 3 jaar, met eerst wekelijkse sessies en later een iets lagere frequentie.
Uit de casuïstiek blijkt dat schematherapie gemakkelijk te combineren is, bijvoorbeeld met eye movement desensitization and reprocessing ( emdr ) of met emotion focussed therapie. Ook wordt de toepassing in groepspsychotherapie beschreven.
Het boek is duidelijk gericht op de praktijk – met het nadeel dat de theorie er soms wat bekaaid afkomt. Bijvoorbeeld het verschil tussen de modi bij het kind en de ouder wordt niet helder: wat is het onderscheid tussen het boze en het razende kind? Of het impulsieve en het ongedisciplineerde? En waarin verschillen de kritische en de bestraffende ouder? En wat is het belang van deze onderverdeling? Ook zijn de transcripten soms erg kort door de bocht: in de imaginatie-oefening wordt in enkele zinnen het proces van ‘ bewust ademen en contact maken met je lichaam in het hier en nu ’ naar ‘ met aandacht naar het sombere gevoel in je lichaam gaan ’ en vervolgens ‘ laat een situatie uit je kindertijd omhoog komen .’ In de praktijk zal je als therapeut heel wat meer zinnen nodig hebben om een patiënt te begeleiden bij een dergelijk proces.
Met deze kanttekeningen is het een helder geschreven boek dat een goede indruk geeft van de toepasbaarheid van de schematherapie. Wellicht is het bruikbaar voor een bepaalde groep patiënten die zich wil verdiepen in de achtergrond van de eigen therapie, en het is zeker een goede aanvulling op de theoretische literatuur op het gebied van de schematherapie.
M.M. Thunnissen